ECLI:NL:RBDHA:2024:21918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
C/09/673422 / JE RK 24-1782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 december 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2022. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden als gecertificeerde instelling, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun problemen, de zorgen voor de minderjarige niet erkennen en dat de minderjarige momenteel bij de grootouders vaderszijde verblijft. De kinderrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van verschillende stukken, waaronder e-mailberichten van de advocaten van de ouders, en heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd moeten worden. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, en heeft de mogelijkheid voor hoger beroep uiteengezet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/673422 / JE RK 24-1782
Datum uitspraak: 17 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. S. Salhi te Rijswijk,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. H. Polat te Rijswijk,
[grootmoeder] ,
hierna te noemen: grootmoeder vaderszijde
en
[grootvader] ,
hierna te noemen: grootvader vaderszijde
tezamen te noemen grootouders vaderszijde,
beiden wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 2 oktober 2024;
  • het advies van 30 oktober 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
- het e-mailbericht van gecertificeerde instelling van 13 december 2024 waaruit blijkt dat de moeder, de grootouders vaderszijde en de gecertificeerde instelling akkoord gaan met behandeling van het verzoek bij rechtbank Den Haag;
  • het e-mailbericht van de advocaat van de moeder van 16 december 2024;
  • het e-mailbericht van de advocaat van de vader van 16 december 2024;
  • het e-mailbericht van de advocaat van de vader van 17 december 2024, waaruit blijkt dat hij akkoord gaat met behandeling van het verzoek bij rechtbank Den Haag;
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 december 2024. Daarbij was aanwezig:
- [naam] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De vader, de moeder en de grootouders vaderszijde zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader, de moeder en de grootouders vaderszijde wel juist zijn opgeroepen.
1.4.
De mening van de moeder is verwoord in het e-mailbericht van de advocaat van de moeder van 16 december 2024, waarin tevens is aangegeven dat de advocaat en de moeder niet bij de zitting aanwezig zullen zijn.
1.5.
De mening van de vader is verwoord in het e-mailbericht van de advocaat van de vader van 16 december 2024, waarin tevens is aangegeven dat de advocaat en de vader niet bij de zitting aanwezig zullen zijn.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij de grootouders vaderszijde.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 december 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 19 december 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 december 2023 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 19 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Uit het e-mailbericht van de advocaat van moeder van 16 december 2024 volgt dat de moeder instemt met het verzoek van de gecertificeerde instelling.
4.2.
Uit het e-mailbericht van de advocaat van vader van 16 december 2024 volgt dat de vader instemt met het verzoek van de gecertificeerde instelling.

5.De beoordeling

Relatieve bevoegdheid
5.1.
Ingevolge artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in zaken betreffende minderjarigen de rechter bevoegd van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige. Ingevolge artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek volgen de minderjarigen de woonplaats van degene die het gezag over hen uitoefent. De moeder, bij wie [de minderjarige] laatstelijk verbleef, staat volgens de basisregistratie personen sinds 24 februari 2024 ingeschreven in de gemeente Rotterdam. Dit brengt met zich mee dat formeel de rechtbank Rotterdam relatief bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Ingevolge artikel 270 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering blijft verwijzing naar de relatief bevoegde rechter achterwege indien de verzoeker en de opgeroepen belanghebbenden hebben aangegeven dat zij geen verwijzing wensen.
5.2.
Op 13 december 2024 heeft de gecertificeerde instelling, per e-mailbericht laten weten dat zij, de grootouders vaderszijde en de moeder geen verwijzing wensen. Op 17 december 2024 heeft de advocaat van de vader laten weten zij akkoord gaan met de behandeling van het verzoek bij rechtbank Den Haag. De kinderrechter acht zich daarom bevoegd kennis te nemen van het verzoek.
Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
5.3.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.4.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een belast verleden waarin sprake is geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. Hoewel de vader een contactverbod heeft, blijven de ouders elkaar opzoeken. Zij lijken de ernst van de situatie niet in te zien en (h)erkennen de zorgen niet. De ouders kampen beide met persoonlijke problematiek waar [de minderjarige] in het verleden mee is belast. De vader staat op dit moment op de wachtlijst bij de Waag voor emotieregulatietraining. De moeder is een kwetsbare vrouw die kampt met psychiatrische problematiek en een licht verstandelijke beperking heeft. Zij verblijft in een opvanglocatie, maar blijft veelvuldig vragen of zij ambulant kan wonen, terwijl dat op dit moment niet haalbaar is. Daarnaast lukt het de moeder niet altijd om zich aan afspraken te houden en is zij niet beschikbaar voor [de minderjarige] . [de minderjarige] woont sinds eind september 2022 bij de grootouders vaderszijde en het gaat daar goed met hem. Tijdens de bezoekmomenten wordt gezien dat beide ouders moeite hebben om [de minderjarige] te begrenzen. In mei 2024 heeft de gecertificeerde instelling een opvoedbesluit genomen waarin is bepaald dat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij bij de grootouders vaderszijde opgroeit.
5.5.
Gelet op stabiliteit en rust die [de minderjarige] bij de grootouders wordt geboden en het feit dat de ouders vanwege hun persoonlijke problematiek niet op korte termijn en naar verwachting ook niet op langere termijn in staat zullen zijn om de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van [de minderjarige] te dragen, kan de kinderrechter zich vinden in de opvoedvisie die de gecertificeerde instelling heeft genomen. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 19 december 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 19 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.B.M.A. Roozen als griffier, en op schrift gesteld op 23 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.