In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2024 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen [de vrouw] en OPERATOR GROEP DELFT B.V. (OGD). De kern van het geschil betreft de vraag of het ontslag op staande voet dat aan [de vrouw] is gegeven op 2 mei 2024, terecht is. OGD heeft het ontslag gebaseerd op het feit dat [de vrouw] zonder toestemming een tweede arbeidsovereenkomst is aangegaan terwijl zij arbeidsongeschikt was, wat haar herstel zou hebben belemmerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat OGD niet op de hoogte was van de nevenwerkzaamheden van [de vrouw] en dat zij op grond van haar arbeidsovereenkomst verplicht was om dit te melden. De rechter oordeelde dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, omdat [de vrouw] haar werkgever niet had geïnformeerd over haar nevenwerkzaamheden, wat in strijd was met de arbeidsovereenkomst en de regels omtrent nevenwerkzaamheden. De kantonrechter heeft het verzoek van [de vrouw] om het ontslag te vernietigen afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. Tevens is [de vrouw] veroordeeld tot het betalen van een gefixeerde schadevergoeding aan OGD van € 8.100,00, omdat zij opzettelijk een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag.