ECLI:NL:RBDHA:2024:21906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
C/09/672512 / FA RK 24-6628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopige voorzieningen in een familierechtelijke zaak met Rwandese nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige voorzieningen, ingediend door een vrouw in een familierechtelijke kwestie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.T. Wernsen, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de minderjarige kinderen aan haar toe te vertrouwen. De man, vertegenwoordigd door mr. E. Leentjes, voerde verweer tegen deze verzoeken. Tijdens de zitting op 8 november 2024 werd duidelijk dat de man per 13 november 2024 voor een jaar naar Tsjaad vertrekt voor zijn werk bij Artsen zonder Grenzen en pas in februari 2025 weer in Nederland zal zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw geen belang heeft bij de door haar verzochte voorzieningen, aangezien de man gedurende zijn verblijf in Tsjaad geen gebruik kan maken van de echtelijke woning en er geen fysiek contact tussen de man en de kinderen zal zijn. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van de vrouw afgewezen wegens gebrek aan belang. De beslissing is genomen door mr. A.M.M. Vingerling, die tevens kinderrechter is, en is uitgesproken op de openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-6628
Zaaknummer: C/09/672512
Datum beschikking: 22 november 2024

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 16 september 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.T. Wernsen te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Leentjes te Groningen.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 4 november 2024, met bijlagen, namens de vrouw;
  • het verweerschrift.
Op 8 november 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en tolk F.J. Klunder, de man met zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Na de zitting heeft de rechtbank het bericht van 11 november 2024, met kopie huwelijksakte, namens de vrouw ontvangen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt ertoe dat:
  • de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] ;
  • primairde minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw worden toevertrouwd en een voorlopige zorgregeling wordt vastgesteld waarbij de kinderen bij de man zijn wanneer hij in Nederland is en hij van te voren de begin- en einddatum en -tijdstip van het verblijf van de kinderen bij de man heeft doorgegeven en hun verblijfsadres, waarbij geldt dat de kinderen door de man niet meegenomen kunnen worden naar het buitenland;
subsidiairde minderjarige kinderen van partijen aan de man worden toevertrouwd, voor zolang als de man samen met de kinderen in Nederland verblijft en een voorlopige zorgregeling wordt vastgesteld waarbij de kinderen bij de vrouw zijn ieder weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur en de helft van de vakanties en feestdagen,
althans een beschikking te wijzen zoals de rechtbank juist acht,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De vrouw, de man en de kinderen hebben de Rwandese nationaliteit.
In deze voorlopige voorzieningenprocedure heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht en wordt Nederlands recht toegepast.
Beoordeling
De rechtbank zal de verzoeken van de vrouw afwijzen wegens gebrek aan belang. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken volgt dat de man per 13 november 2024 voor een jaar naar Tsjaad vertrekt voor zijn werk bij Artsen zonder Grenzen. Op de zitting heeft de man aangegeven dat hij pas in februari 2025 voor het eerst weer voor korte duur in Nederland zal zijn. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de zitting voor de bodemprocedure op 3 december 2024 staat gepland. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit tezamen tot de conclusie dat de vrouw geen belang heeft bij de door haar verzochte voorzieningen. De man zal door zijn verblijf in Tsjaad, waarbij hij pas weer eerst in Nederland is als naar verwachting in de bodemprocedure al een beslissing is gegeven, in de tussentijd geen gebruik (kunnen) maken van de echtelijke woning, de kinderen zullen bij de vrouw in Nederland zijn en er zal geen fysiek contact tussen de kinderen en de man zijn. De rechtbank wijst daarom de verzoeken van de vrouw af.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de vrouw tot het treffen van voorlopige voorzieningen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.M. Vingerling, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 22 november 2024.