ECLI:NL:RBDHA:2024:2190
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de beoordeling van de zaak is vastgesteld dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL23.39328) die betrekking heeft op het beroep van verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.