ECLI:NL:RBDHA:2024:2186
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing verblijfsaanvraag familie en gezin
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat eisers hebben ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning met het doel 'familie en gezin'. Eisers, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, dienden op 6 oktober 2022 een aanvraag in, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juni 2023 werd afgewezen. Na de afwijzing hebben eisers op 25 juli 2023 een bezwaarschrift ingediend. Vervolgens hebben zij de staatssecretaris op 24 november 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Op 18 december 2023 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Daarnaast is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
In deze zaak is de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift verstreken op 28 juli 2023, en de wettelijke beslistermijn van negentien weken eindigde op 11 december 2023. De ingebrekestelling van eisers, ontvangen op 25 november 2023, werd door de rechtbank als prematuur beschouwd, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van eisers derhalve niet-ontvankelijk verklaard.