ECLI:NL:RBDHA:2024:2186

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing verblijfsaanvraag familie en gezin

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat eisers hebben ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning met het doel 'familie en gezin'. Eisers, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, dienden op 6 oktober 2022 een aanvraag in, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juni 2023 werd afgewezen. Na de afwijzing hebben eisers op 25 juli 2023 een bezwaarschrift ingediend. Vervolgens hebben zij de staatssecretaris op 24 november 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Op 18 december 2023 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Daarnaast is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.

In deze zaak is de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift verstreken op 28 juli 2023, en de wettelijke beslistermijn van negentien weken eindigde op 11 december 2023. De ingebrekestelling van eisers, ontvangen op 25 november 2023, werd door de rechtbank als prematuur beschouwd, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van eisers derhalve niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39538

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer] , en

[naam 2], V-nummer [nummer] ,
eisers
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: R.C. de Goede).

Procesverloop

Eisers hebben op 6 oktober 2022 een aanvraag voor het verblijfsdoel 'familie en gezin' ingediend.
De staatssecretaris heeft bij beschikking van 29 juni 2023 de aanvraag afgewezen. Eisers hebben bij brief van 25 juli 2023 een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 24 november 2023, door de staatssecretaris ontvangen op 25 november 2023 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Eisers hebben vervolgens op 18 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Uit artikel 76 van de Vreemdelingenwet (Vw) volgt - voor zover hier van belang - dat, indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking omtrent de afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf, bedoeld in artikel 1a, onderdeel b van de Vw, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, wordt beslist binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Daarnaast wordt de termijn ingevolge het tweede lid van het voormelde artikel opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken en ingevolge het derde lid kan het bestuursorgaan de belsistermijn met ten hoogste zes weken verdagen.
5. In dit geval is de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift verstreken op 28 juli 2023. De wettelijke beslistermijn van negentien weken zou in het geval van eisers op 11 december 2023 eindigen. Dat betekent dat de ingebrekestelling door de staatssecretaris ontvangen op 25 november 2023 - ook zonder de verlenging van 6 weken en de opschorting - prematuur is ingediend, hetgeen leidt tot een niet-ontvankelijk beroep.
6. Het beroep is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.