ECLI:NL:RBDHA:2024:21784

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
NL24.44739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Angolese nationaliteit, had op 4 april 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De rechtbank behandelde het beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat de asielaanvraag niet in behandeling zou worden genomen. Eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen op de zitting, terwijl de verweerder zich wel had laten vertegenwoordigen. De rechtbank deed onmiddellijk mondeling uitspraak na het sluiten van het onderzoek ter zitting.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had aangevoerd dat de Portugese autoriteiten onvoldoende waren ingelicht over de verstrekking van zijn visum, dat door een mensensmokkelaar was aangevraagd. De rechtbank oordeelde echter dat het feit dat het visum was afgegeven op basis van valse gegevens geen belemmering vormt voor de verantwoordelijkheid van Portugal onder de Dublinverordening. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had vastgesteld dat Portugal verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, en dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser had geen omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op onevenredige hardheid bij de overdracht aan Portugal. De rechtbank wees ook de aanvraag voor proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44739
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 november 2024 (bestreden besluit) waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2024. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande afmelding, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. Daartoe wordt het volgende overwogen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1995 en heeft de Angolese nationaliteit. Eiser heeft op 4 april 2024 een asielaanvraag gedaan in Nederland. Uit EU-VIS is gebleken dat Portugal een visum heeft verleend aan eiser. Het visum was geldig van 30 januari 2024 tot 23 februari 2024. Het visum was dus minder dan zes maanden verlopen ten tijde van eisers asielaanvraag in Nederland. Verweerder heeft op grond daarvan terecht vastgesteld dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag, gelet op artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. [1] De Portugese autoriteiten hebben hun verantwoordelijkheid bevestigd met het claimakkoord van 3 september 2024.
2. Eiser voert aan dat verweerder de Portugese autoriteiten onvoldoende heeft ingelicht over de totstandkoming en verstrekking van het visum. Het aan hem verstrekte visum is aangevraagd door zijn mensensmokkelaar. Eiser heeft alleen zijn foto en vingerafdrukken afgegeven. De mensensmokkelaar heeft vervolgens, zonder eisers medeweten, een visum aangevraagd op basis van valse gegevens en eiser had Nederland als einddoel. Verweerder had deze informatie moeten vermelden in het claimverzoek van 29 mei 2024.
3. De rechtbank volgt eiser niet. Op grond van artikel 12, vijfde lid, van de Dublinverordening, voor zover hier van belang, vormt het feit dat het visum is afgegeven op basis van een valse of fictieve identiteit of op vertoon van valse, vervalste of ongeldige documenten, geen belemmering voor het toewijzen van de verantwoordelijkheid aan de lidstaat die het visum heeft afgegeven. Ook heeft verweerder deze informatie niet hoeven te vermelden in het claimverzoek. Bovendien mag verweerder ervan uit gaan dat Portugal het overnameverzoek heeft onderzocht, alvorens deze te accepteren. De Portugese autoriteiten zijn immers in het bezit van het visumdossier van eiser, of zijn in staat deze op te vragen in EU-VIS. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht Portugal verantwoordelijk geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die maken dat overdracht aan Portugal van onevenredige hardheid getuigt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.