ECLI:NL:RBDHA:2024:2178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL23.29906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Somaliër afgewezen, maar problemen met Al Shabaab onvoldoende onderbouwd

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Somalische man, heeft op 17 november 2021 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd op 22 augustus 2023 afgewezen. De rechtbank heeft op 31 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiser stelt dat hij problemen heeft gehad met Al Shabaab omdat hij in 2014 twee SFG-militairen in zijn taxi heeft vervoerd. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen met Al Shabaab niet voldoende zijn onderbouwd. Verweerder had geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij door het taxivervoer in de negatieve belangstelling van Al Shabaab was gekomen. De rechtbank vindt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de landeninformatie over Somalië en dat het vervoeren van militairen in een taxi als een risico kan worden gezien. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van €1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29906

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Akhiat),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 17 november 2021 asiel aangevraagd in Nederland.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 augustus 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A.O. Adam als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1984 en de Somalische nationaliteit te hebben. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Somalië problemen heeft gehad met Al Shabaab, vanwege het vervoeren van twee militairen in zijn taxi. Ook legt eiser aan het asielrelaas ten grondslag dat hij problemen heeft gehad met de familie van zijn ex-partner. Eiser is in 2014 Somalië ontvlucht en heeft daarna rechtmatig verblijf gehad in Finland vanwege gezinshereniging met zijn toenmalige partner. Na de scheiding van zijn partner zijn de twee asielaanvragen van eiser in Finland afgewezen.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Het vervoeren van militairen in een taxi;
Problemen met Al Shabaab vanwege dit vervoer;
Problemen met ex-schoonfamilie.
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser is geloofwaardig geacht.
3.2
Hoewel verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eiser twee militairen heeft vervoerd in zijn taxi, acht verweerder niet geloofwaardig dat hij hierdoor problemen heeft gekregen met Al Shabaab. Verweerder werpt eiser bij deze beoordeling tegen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door dit taxivervoer in de negatieve belangstelling van Al Shabaab is komen te staan. Blijkens het Algemeen Ambtsbericht 2023 valt eiser niet onder een van de categoriën personen die door Al Shabaab in de gaten worden gehouden. Verweerder werpt op dit punt tevens tegen dat Mogadishu niet onder controle van Al Shabaab stond en dat daarom niet valt in te zien hoe Al Shabaab dezelfde dag nog op de hoogte zou zijn geraakt van dit eenmalige taxivervoer. Daarnaast merkt verweerder op dat het niet aannemelijk is dat Al Shabaab zo snel aan eisers telefoonnummer is gekomen en dat zij eiser vervolgens enkel telefonisch hebben bedreigd en niet in persoon zijn komen opzoeken. Ook heeft verweerder tegengeworpen dat eiser wisselend verklaard heeft over het onderduiken bij zijn vriend, het aantal telefonische bedreigingen en de aangifte bij het politiebureau.
3.3
Ook de problemen van eiser met zijn ex-schoonfamilie zijn geloofwaardig geacht, omdat zij hem dwongen om van zijn ex-vrouw te scheiden. Niet gebleken is echter dat eiser hierdoor nog steeds gevaar loopt bij terugkeer, nu blijkt dat eiser en zijn ex-vrouw uit eigen keuze zijn gescheiden, nadat zij herenigd waren in Finland.
3.4
Daarnaast concludeert verweerder dat eiser niet afkomstig is uit gebied dat onder controle van Al Shabaab staat en dat in Mogadishu geen sprake is van een situatie als omschreven in artikel 15c van de Definitierichtlijn [2] , waarbij het gaat om een ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict (de 15c-situatie).
3.5
Nu eiser – alles bij elkaar in samenhang bezien - niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag heeft te gelden en ook niet gebleken is dat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 EVRM [3] loopt, heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert in beroep de volgende gronden aan:
4.1
Verweerder heeft ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft gehad met Al Shabaab vanwege het vervoeren van militairen in zijn taxi. Nu de voorbeelden van de voornaamste doelwitten van Al Shabaab uit het Ambtsbericht niet limitatief zijn, valt ook niet in te zien waarom soldaten wél, maar mensen die soldaten helpen – zoals eiser – niet als doelwitten van Al Shabaab kunnen worden gezien. Evenmin valt in te zien waarom verweerder het onwaarschijnlijk acht dat eiser tijdens het taxivervoer van de militairen gezien is door spionnen van Al Shabaab. Verweerder heeft dan ook ten onrechte geconcludeerd dat niet aannemelijk is dat hij telefonische bedreigingen van Al Shabaab heeft gekregen. Zonder enige twijfel zijn deze bedreigingen vanwege Al Shabaab gedaan en eiser kan niet meer bewijs leveren dan hij daartoe al gedaan heeft. Tot slot heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat eiser tegenstrijdig verklaard heeft over het de bedreigingen, het onderduiken bij zijn vriend en het bezoek aan het politiebureau om aangifte te doen van de bedreigingen.
4.2
Daarnaast heeft verweerder miskend dat de algehele veiligheidssituatie in Mogadishu dusdanig verslechterd dat thans sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Definitierichtlijn, waarbij het gaat om een ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Eiser verwijst hierbij naar verschillende passages van het Algemeen Ambtsbericht Somalië [4] van juni 2023.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid problemen met Al Shabaab
5. Niet in geschil is dat eiser staande is gehouden door twee militairen, dat één van deze twee militairen gewond was, dat deze twee militairen in dienst zijn van de SFG (Somali Federal Government) en dat eiser met een wapen op het hoofd gericht gedwongen is om deze militairen in zijn taxibus naar het ziekenhuis te vervoeren. Dit alles vond plaats op de openbare weg en zal enige ophef hebben veroorzaakt. Verweerder concludeert vervolgens dat het niet geloofwaardig is dat eiser door het onder dwang vervoeren van deze SFG-gelieerde militairen problemen of bedreigingen van de zijde van Al Shabaab heeft ondervonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in deze conclusie onvoldoende rekening gehouden met de landeninformatie over Somalië, zoals die destijds gold. Uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van december 2014 [5] , pagina 17, onder het kopje
“Gericht geweld Al-Shabaab” volgt namelijk:
In de verslagperiode heeft Al-Shabaab vooral gericht geweld gebruikt tegen belangrijke gebouwen en personeel in dienst van de overheid of van AMISOM, tegen journalisten, politici en plaatsen waar buitenlanders verblijven.Gewone burgers lopen eveneens risico te worden vermoord als ze soldaten behulpzaam zijn,of wanneer ze een (familie)relatie hebben met overheidspersoneel. Maar ‘onverdachte’ burgers die zich op het verkeerde moment op de verkeerde plek bevinden, kunnen ook terechtkomen in een kruisvuur of een aanslag. Gewone burgers worden volgens het Britse Ministerie van Binnenlandse Zaken niet expres op de korrel genomen.”
6. Nu het vervoeren van militairen in een taxi als behulpzaam zijn aan soldaten - en daarmee als een risico om door Al Shabaab vermoord te worden - kan worden aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de hiervoor vermelde landeninformatie van het Algemeen Ambtsbericht Somalië van december 2014 niet op eiser van toepassing is. Naar het oordeel van de rechtbank betreft voormelde passage uit de landeninformatie op zijn minst een indicatie voor een risico op ernstige schade die in ieder geval door verweerder betrokken dient te worden in de geloofwaardigheidsbeoordeling van de door eiser gestelde problemen met Al Shabaab. Nu de geloofwaardigheid van de negatieve belangstelling van de Al-Shabaab voor eiser mede van invloed kan zijn op de geloofwaardigheid van een aantal andere tegenwerpingen, zoals de geloofwaardigheid van de ontvangen dreigtelefoontjes, kan de rechtbank niets anders dan concluderen dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. De door verweerder genoemde tegenstrijdige verklaringen met betrekking tot het aantal dreigtelefoontjes, de aangifte en het verblijf op het onderduikadres – zo dit al tegenstrijdigheden betreffen – acht de rechtbank van onvoldoende gewicht om verweerders conclusie te kunnen dragen. De rechtbank is van oordeel dat het beroep reeds daarom gegrond is en komt niet toe aan het bespreken van de overige beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet in dit geval geen mogelijkheden voor finale geschilbeslechting en zal verweerder daarom opdragen om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen. De rechtbank verleent verweerder hiervoor een termijn van 8 weken na de datum van openbaar uitspreken en bekendmaken van deze uitspraak.
8. Er bestaat in dit geval aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2024 vastgesteld op €1.750,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van €875,- per punt, wegingsfactor 1). Verweerder dient dit bedrag te betalen aan de gemachtigde van eiser.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na deze uitspraak opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak door de rechtbank is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Verwezen is naar Algemeen Ambtsbericht Somalië juni 2023, respectievelijk pagina’s 21, 35, 17, 18, 43, 52, 21 en 91.
5.Te raadplegen via deze link: https://open.overheid.nl/documenten/ronl-archief-8bf01b00-0aa6-45e3-b662-9b9a27408600/pdf.