ECLI:NL:RBDHA:2024:21769
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 26 november 2024, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag de aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) buiten behandeling heeft gesteld. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 december 2024 op zitting behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen wanneer de belanghebbende daar een spoedeisend belang bij heeft. Verzoeker heeft gesteld dat hij in een acute financiële noodsituatie verkeert, omdat hij sinds 1 oktober 2024 geen persoonsgebonden budget meer ontvangt voor de zorg aan zijn moeder. Hierdoor heeft hij geen inkomen. De voorzieningenrechter erkent dat verzoeker voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.
Verzoeker had op 13 november 2024 bijstand aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 26 november 2024 buiten behandeling gesteld. Op 16 december 2024 heeft verweerder het eerdere besluit ingetrokken en de aanvraag afgewezen wegens het ontbreken van essentiële informatie. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het besluit in bezwaar niet in stand zal blijven, aangezien verzoeker niet alle benodigde informatie heeft verstrekt. Hij kan deze informatie tijdens de bezwaarprocedure alsnog aanleveren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.