ECLI:NL:RBDHA:2024:21742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
24/1739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag studiefinanciering wegens niet-ingeschreven opleiding en latere toekenning na advies Nuffic

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor studiefinanciering beoordeeld. Eiser had op 1 oktober 2023 studiefinanciering aangevraagd voor zijn studie International Management aan de Geneva Business School. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet stond ingeschreven voor een opleiding die recht geeft op studiefinanciering. Verweerder, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, had deze afwijzing bevestigd in een besluit van 8 januari 2024 na een bezwaar van eiser.

Tijdens de beroepsprocedure werd de Nuffic opnieuw om advies gevraagd. De Nuffic, als expertisecentrum voor de vergelijking van buitenlandse opleidingen, concludeerde dat de bacheloropleiding van eiser wel degelijk voldoet aan de vergelijkbaarheidseisen met een Nederlandse opleiding. Hierop heeft verweerder op 2 september 2024 alsnog studiefinanciering toegekend aan eiser, met terugwerkende kracht vanaf oktober 2023.

De rechtbank heeft eiser gevraagd of het besluit van 2 september 2024 aanleiding geeft om het beroep in te trekken, maar ontving hierop geen reactie. De rechtbank oordeelt dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien verweerder volledig tegemoet is gekomen aan zijn verzoek. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, maar bepaalt wel dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1739

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Santing en mr. E. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor studiefinanciering.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 8 september 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 januari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij die afwijzing gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van verweerder deelgenomen. Eiser is zonder bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft met ingang van 1 oktober 2023 studiefinanciering aangevraagd voor zijn studie International Management aan de Geneva Business School in [woonplaats]. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiser niet staat ingeschreven voor een opleiding die recht geeft op studiefinanciering. In de bezwaarfase is de Nuffic [1] om advies gevraagd. De Nuffic is door verweerder aangewezen als expertisecentrum voor wat betreft de vergelijking van buitenlandse opleidingen aan het hoger onderwijs ten opzichte van de Nederlandse opleidingen aan het hoger onderwijs. Uit dit advies volgde dat de onderwijsinstelling van eiser niet is erkend. Op de website van de Geneva Business School bleek ook niet van een samenwerking met de University of Derby, zoals door eiser werd gesteld.
3. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder de Nuffic opnieuw om advies gevraagd. De Nuffic is tot de conclusie gekomen dat de bacheloropleiding van eiser voldoet aan de voorwaarde van vergelijkbaarheid met een Nederlandse opleiding. Aan eiser is vervolgens met het besluit van 2 september 2024 alsnog studiefinanciering toegekend met ingang van oktober 2023.
4. De rechtbank heeft eiser – per post en per e-mail – gevraagd of het besluit van
2 september 2024 aanleiding is om het beroep in te trekken. Hierop heeft de rechtbank geen reactie ontvangen.
5. Volgens vaste rechtspraak is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van het beroepschrift nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijk betekenis kan hebben. [2]
6. Verweerder is met het besluit van 2 september 2024 (zie overweging 3) volledig tegemoetgekomen aan het beroep van eiser. Dat betekent dat eiser naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Omdat verweerder aan het beroep tegemoet is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- aan hem vergoedt. Van proceskosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:325.