ECLI:NL:RBDHA:2024:21736

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
24/3042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging studiefinanciering voor thuiswonenden na controle inschrijving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een studente, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had studiefinanciering aangevraagd voor een uitwonende student, maar na een controle heeft de minister haar studiefinanciering per februari 2024 verlaagd naar een beurs voor thuiswonenden. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiseres pas op 10 februari 2024 bij de gemeente was ingeschreven op haar adres, terwijl de peildatum voor de studiefinanciering de eerste dag van de maand is. Eiseres was op de peildatum nog ingeschreven op het adres van haar ouders, waardoor zij niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitwonendenbeurs.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij zich niet eerder kon inschrijven omdat zij van de Hotelschool niet eerder op het adres mocht intrekken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de wet, de Wet studiefinanciering 2000, duidelijk stelt dat de situatie op de eerste dag van de maand bepalend is voor het recht op studiefinanciering. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om de hardheidclausule toe te passen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug.

De uitspraak benadrukt het belang van de peildatum in de wetgeving omtrent studiefinanciering en de gevolgen van inschrijving in de basisregistratie personen (BRP) voor het recht op studiefinanciering. De rechtbank heeft de keuze van de wetgever om een eenduidige en beheersbare uitvoering van de wet te waarborgen, onderschreven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3042

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Santing en mr. E. van den Berg).

Inleiding

1. Met het besluit van 12 februari 2024 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar woonsituatie is gecontroleerd en dat haar studiefinanciering per februari 2024 is verlaagd naar een beurs voor thuiswonenden.
1.1.
Met het bestreden besluit van 22 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de verlaging gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van verweerder deelgenomen. Eiseres is zonder bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft studiefinanciering aangevraagd voor een uitwonende student. Bij besluit van 15 oktober 2023 heeft verweerder de hoogte van de studiefinanciering per 1 februari 2024 gebaseerd op het normbedrag voor een uitwonende student. Met het primaire besluit heeft verweerder een wijziging doorgevoerd en eiseres studiefinanciering toegekend naar de norm van een thuiswonende student. Voor de studiefinanciering voor uitwonenden is de situatie op de eerste dag van de maand bepalend. Eiseres staat vanaf 10 februari 2024 bij de gemeente ingeschreven op haar adres. Daarom is haar studiefinanciering voor de maand februari 2024 verlaagd naar studiefinanciering voor thuiswonenden.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres legt uit dat zij zich niet eerder dan 10 februari 2024 op het adres kon inschrijven, omdat zij van de Hotelschool niet eerder op het adres mocht intrekken. Eiseres verzoekt om de studiefinanciering (de rechtbank begrijpt: naar de norm voor uitwonenden) over de maand februari 2024 alsnog pro rato toe te kennen.
Wat zijn de regels?
4. Op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) komt een student voor een uitwonendenbeurs in aanmerking als de student woont op het adres waar hij in de basisregistratie personen (BRP) staat ingeschreven en dit niet het adres van (een van) de ouders is. [1] Daarbij is de situatie op de eerste dag van de maand bepalend. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres pas op 10 februari 2024 op haar adres stond ingeschreven in de BRP. Op de peildatum, 1 februari 2024, stond eiseres nog ingeschreven op het adres van (een van) haar ouders. Eiseres voldoet daarmee naar het oordeel van de rechtbank in februari 2024 niet aan de voorwaarden die zijn gesteld voor de uitwonendenbeurs. Dit betekent dat verweerder bevoegd was om de studiefinanciering te herzien. De systematiek van de Wsf 2000, het hanteren van een peildatum, leidt er toe dat van een pro rata berekening van de uitwonenden beurs geen sprake kan zijn. Immers, alleen de situatie op de eerste dag van de maand is bepalend. De wetgever heeft hier uitdrukkelijk voor gekozen om de vaststelling van het recht op studiefinanciering en de uitvoering van de wet eenduidig en beheersbaar te maken.
6. In de omstandigheid dat eiseres pas op 10 februari 2024 op het adres kon intrekken hoefde verweerder geen aanleiding te zien om de hardheidclausule toe te passen. Het is een duidelijke keuze van de wetgever om een peildatum te hanteren. Nu daarnaast ook geen bijzondere omstandigheden of gevolgen zijn gesteld door eiseres, is van een onbillijkheid van overwegende aard of van een onevenwichtige uitkomst geen sprake.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van verweerder in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr.S. Hoeijmans, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 en artikel 1.5., eerste lid, van de Wsf 2000.
2.Artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 en artikel 1.5., eerste lid, van de Wsf 2000.