In deze tussenuitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn om een omgevingsvergunning te verlenen voor de realisatie van woningen, appartementen en een jeugdhaven. De omgevingsvergunning werd verleend op 22 december 2021, en het bestreden besluit op het bezwaar van eiser volgde op 28 juli 2022. De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de vergunninghoudster.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen, met name op het gebied van de parkeersituatie. Eiser heeft betoogd dat de gevolgen van het bouwplan voor de parkeersituatie onvoldoende zijn meegewogen en dat er sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering door de fundering van het gebouw. De rechtbank oordeelt dat de vergunninghouder geen bezwaar heeft gemaakt tegen de fundering en dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering is. Echter, de rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, vooral met betrekking tot de parkeersituatie.
De rechtbank biedt verweerder de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met een termijn van acht weken voor een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. De uitspraak is gedaan door rechter S.H. van den Ende en is openbaar uitgesproken op 2 december 2024.