ECLI:NL:RBDHA:2024:217
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor duurzaam verblijf door een burger van de Unie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document 'duurzaam verblijf burgers van de Unie' beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 8 september 2022 afgewezen, en deze afwijzing werd in stand gehouden met een besluit op 21 juni 2023. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij gedurende minimaal vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven, zoals vereist door de Verblijfsrichtlijn. Eiser stelt dat hij sinds 2010 in het bezit is van een EU-document en sinds 15 maart 2016 een uitkering ontvangt, wat volgens hem bewijst dat hij rechtmatig verblijf heeft gehad. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen, en dat zijn verblijf niet voldoet aan de voorwaarden van de Verblijfsrichtlijn.
Daarnaast betoogt eiser dat de staatssecretaris geen rekening heeft gehouden met zijn familie- en gezinsleven, maar de rechtbank oordeelt dat het besluit van de staatssecretaris geen verwijderingsbesluit is, waardoor er geen belangenafweging nodig was. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.