ECLI:NL:RBDHA:2024:217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
NL23.18600
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor duurzaam verblijf door een burger van de Unie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document 'duurzaam verblijf burgers van de Unie' beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 8 september 2022 afgewezen, en deze afwijzing werd in stand gehouden met een besluit op 21 juni 2023. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten.

De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij gedurende minimaal vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven, zoals vereist door de Verblijfsrichtlijn. Eiser stelt dat hij sinds 2010 in het bezit is van een EU-document en sinds 15 maart 2016 een uitkering ontvangt, wat volgens hem bewijst dat hij rechtmatig verblijf heeft gehad. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen, en dat zijn verblijf niet voldoet aan de voorwaarden van de Verblijfsrichtlijn.

Daarnaast betoogt eiser dat de staatssecretaris geen rekening heeft gehouden met zijn familie- en gezinsleven, maar de rechtbank oordeelt dat het besluit van de staatssecretaris geen verwijderingsbesluit is, waardoor er geen belangenafweging nodig was. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18600

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor afgifte van een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 8 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 juni 2023 heeft de staatsecretaris de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten.
1.1
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor afgifte van een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierbij legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Om in aanmerking te komen voor afgifte van een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ is vereist dat een burger van de Unie gedurende minimaal vijf jaar ononderbroken jaren rechtmatig in Nederland verblijft. [1] Het rechtmatige verblijf dient door de burger te worden aangetoond. Op grond van artikel 7 lid 1 sub a van Richtlijn 2004/38/EG (de Verblijfsrichtlijn) heeft een burger van de Unie onder meer rechtmatig verblijf indien hij in Nederland economisch actief is. Indien hij economisch niet-actief is moet hij over voldoende middelen van bestaan beschikken, dit volgt uit artikel 7 lid 2 sub b van de Verblijfsrichtlijn.
Heeft eiser minimaal vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verbleven?
4. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft op grond van Richtlijn 2004/38/EG (de Verblijfsrichtlijn). Hij stelt dat uit de stukken in het dossier blijkt dat hij sinds 2010 in het bezit is van een EU-document. Daarnaast geniet hij sinds 15 maart 2016 een uitkering, hieruit zou blijken dat er sprake is van minimaal vijf jaar van onafgebroken rechtmatig verblijf. Hij heeft voor 15 maart 2016 nooit een beroep gedaan op het sociale stelsel, waaruit blijkt dat hij voor deze tijd voldoende middelen had om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij stelt om die reden in de periode van 2010 tot en met 15 maart 2016 dus ononderbroken rechtmatig in Nederland te hebben verbleven. Eiser beschikt ook over een BSN-nummer en een zorgpas, welke alleen verkregen kunnen worden bij rechtmatig verblijf. Hij stelt inmiddels twaalf jaar rechtmatig verblijf te hebben gehad in Nederland, waardoor ook de inkomenseis niet aan hem kan worden tegengeworpen.
4.1.
Dit betoog slaagt niet. Om in aanmerking te komen voor duurzaam verblijfsrecht moet op grond van artikel 16 van de Verblijfsrichtlijn sprake zijn van een ononderbroken periode van vijf jaar rechtmatig verblijf. De staatssecretaris heeft terecht aangenomen dat eiser dit niet heeft aangetoond. Het verblijfsrecht van eiser is in 2010 getoetst, maar hieruit volgt niet direct dat hij op grond van de Verblijfsrichtlijn daarna ook rechtmatig verblijf heeft gehad. Het betoog van eiser dat de enkele omstandigheid dat hij voor 15 maart 2016 nooit een beroep heeft gedaan op het sociale stelsel voldoende is om aan te tonen dat hij voldeed aan het middelenvereiste [2] kan niet worden gevolgd. Het ligt op de weg van de vreemdeling om, wanneer hij aanspraak maakt op het duurzaam verblijfsrecht, aan te tonen dat hij, als hij als economisch inactieve over geringe middelen van bestaan heeft beschikt, in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien voordat hij het duurzaam verblijfsrecht kan verkrijgen. Eiser heeft ondanks het verzoek van de staatssecretaris van 12 oktober 2022 geen (nadere) bewijsstukken overlegd waaruit zijn middelen van bestaan, werkzaamheden of inkomsten over de periode voor 15 maart 2016 blijken. [3] Eiser heeft dus niet aangetoond tussen 2010 en 15 maart 2016 ononderbroken rechtmatig in Nederland te hebben verbleven.
4.2.
Uit de feiten dat eiser sinds 15 maart 2016 een uitkering geniet of dat hij over een BSN-nummer en zorgpas beschikt, volgt ook niet dat hij een rechtmatig verblijf heeft op grond van de Verblijfsrichtlijn. Eiser is economisch niet-actief en heeft aangegeven de afgelopen vijf jaren in zijn levensonderhoud te hebben voorzien door middel van zijn bijstandsuitkering. Een bijstandsuitkering wordt niet betrokken bij de beoordeling of een economisch inactieve burger beschikt over voldoende middelen. [4] Eiser heeft geen stukken overlegd om andere inkomsten of middelen van bestaan aan te tonen. Eiser heeft dus ook niet aangetoond na 15 maart 2016 vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland te hebben verbleven.
Proportionaliteitstoets
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn familie- en gezinsleven. Hij stelt dat er op grond van de Verblijfsrichtlijn een belangenafweging gemaakt had moeten worden, omdat aan het besluit een verwijderingsmaatregel is verbonden.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Het besluit van de staatssecretaris is geen verwijderingsbesluit. De staatssecretaris heeft daarom geen belangenafweging hoeven maken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 16 van Richtlijn 2004/38/EG (de Verblijfsrichtlijn).
2.Zoals volgt uit artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verblijfsrichtlijn.
3.Zie ook ABRvS 25 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2502 r.o. 17 tot en met r.o. 19.6.
4.Op grond van artikel 3.74 lid 1 onder a Vreemdelingenbesluit 2000.