Op 19 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, waarin werd verzocht om de minderjarige, geboren in 2017, gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader. De minderjarige verbleef voorheen bij de moeder, maar was tijdelijk bij de vader geplaatst in het kader van een time-out. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder, waaronder meldingen van fysiek geweld en een schadelijke verstandhouding tussen de ouders. De moeder was het eens met de time-out, maar wilde niet dat de minderjarige bij de vader verbleef. De kinderrechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om uit huis geplaatst te worden, gezien de acute stress en de zorgen die door de hulpverlening niet werden herkend. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor een periode tot 2 januari 2025, met de beslissing dat de behandeling van het verzoek voor het overige aan een zitting op 31 december 2024 wordt aangehouden. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.