Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de mondeling op de rolzitting van 29 augustus 2024 genomen conclusies van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woonfonds Zuid Holland 2 B.V. en drie gedaagden, [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. Woonfonds vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurovereenkomst was op 1 juli 2021 gesloten tussen Woonfonds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2], waarbij [gedaagde 3] zich borg had gesteld voor eventuele huurachterstanden. De huurachterstand was opgelopen tot meer dan € 11.000, en Woonfonds vorderde ook betaling van de borg. Tijdens de procedure voerden de gedaagden verweer, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stelden dat zij niet verantwoordelijk waren voor de achterstand, terwijl [gedaagde 3] aanvoerde dat hij niet op de hoogte was gehouden van de huurachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand substantieel was en dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de huurbetalingen. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst kon worden ontbonden en dat de ontruiming van de woning kon worden bevolen. De gedaagden werden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de borgsom en de proceskosten. De kantonrechter wees de vorderingen van Woonfonds toe, met uitzondering van de machtiging voor de deurwaarder om de ontruiming te bewerkstelligen, wat niet nodig werd geacht.