Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. (hierna: Q-Park) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor schadevergoeding als gevolg van het zogenaamde 'treintje rijden' in een parkeeraccommodatie. De procedure begon met een dagvaarding op 15 juli 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 27 november 2024. Tijdens de behandeling zijn de gemachtigden van Q-Park verschenen, maar [gedaagde] en zijn gemachtigde waren afwezig. Q-Park vorderde een bedrag van € 449,43, vermeerderd met rente en kosten, omdat [gedaagde] de parkeeraccommodatie had verlaten zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de auto op 22 maart 2024 de parkeeraccommodatie heeft verlaten zonder te betalen, en dat [gedaagde] als kentekenhouder niet heeft aangetoond dat hij niet de bestuurder was. De kantonrechter oordeelde dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestond dat [gedaagde] de bestuurder was, en dat hij dit vermoeden niet voldoende had weerlegd. De rechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, inclusief de kosten voor een verloren parkeerkaart en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft ook ambtshalve onderzocht of er sprake was van oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden van Q-Park, maar heeft geoordeeld dat de bedingen niet onredelijk of oneerlijk waren. Uiteindelijk is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.