ECLI:NL:RBDHA:2024:21664

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11221661 \ RL EXPL 24-13869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over aansprakelijkheid van kentekenhouder voor schade door treintje rijden in parkeeraccommodatie

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. (hierna: Q-Park) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor schadevergoeding als gevolg van het zogenaamde 'treintje rijden' in een parkeeraccommodatie. De procedure begon met een dagvaarding op 15 juli 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 27 november 2024. Tijdens de behandeling zijn de gemachtigden van Q-Park verschenen, maar [gedaagde] en zijn gemachtigde waren afwezig. Q-Park vorderde een bedrag van € 449,43, vermeerderd met rente en kosten, omdat [gedaagde] de parkeeraccommodatie had verlaten zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de auto op 22 maart 2024 de parkeeraccommodatie heeft verlaten zonder te betalen, en dat [gedaagde] als kentekenhouder niet heeft aangetoond dat hij niet de bestuurder was. De kantonrechter oordeelde dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestond dat [gedaagde] de bestuurder was, en dat hij dit vermoeden niet voldoende had weerlegd. De rechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, inclusief de kosten voor een verloren parkeerkaart en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft ook ambtshalve onderzocht of er sprake was van oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden van Q-Park, maar heeft geoordeeld dat de bedingen niet onredelijk of oneerlijk waren. Uiteindelijk is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Civiel recht
Kantonrechter
esp/bc
Zittingsplaats [woonplaats]
Zaaknummer: 11221661 \ RL EXPL 24-13869
Vonnis van 19 december 2024
in de zaak van
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S. Jansen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 15 juli 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden 27 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Namens de gemachtigde van Q-Park zijn verschenen mrs. [naam 1] en [naam 2] . Hoewel deugdelijk opgeroepen, zijn [gedaagde] en zijn gemachtigde niet verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties waar tegen betaling motorvoertuigen kunnen worden geparkeerd, waaronder de parkeeraccommodatie genaamd RIJWIJK-Bogaard P1 (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2.
Het parkeermanagementsysteem en de camera’s van Q-Park hebben geregistreerd dat met het voertuig met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), gebruik is gemaakt van de parkeeraccommodatie. De auto is op 22 maart 2024 de parkeeraccommodatie uitgereden door direct achter een voorganger onder/langs de slagboom te rijden zonder dat daarbij een parkeerkaart of -middel is gebruikt.
2.3.
Het kenteken van de auto stond op het hiervoor genoemde tijdstip van uitrijden op naam van [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 449,43, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen uit de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst, door direct achter zijn voorganger althans zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs of -middel met de auto de parkeeraccommodatie te verlaten (treintje rijden). Subsidiair legt zij onrechtmatige daad aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is daardoor schadeplichtig. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden is [gedaagde] € 373,81 verschuldigd voor het treintje rijden en € 17,00 aan het tarief verloren kaart. Daarnaast is hij buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, wettelijke rente en proceskosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Q-Park, met veroordeling van Q-Park in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert aan dat hij wel kentekenhouder is, maar hij betwist dat hij bestuurder was van de auto ten tijde van de beschreven gebeurtenis en voert aan dat hij toen in het buitenland was. Daarnaast maakt hij bezwaar tegen de artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 van de algemene voorwaarden van Q-Park. Deze zijn in onderlinge samenhang beschouwd oneerlijk en moeten worden vernietigd door de rechter.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat de auto op 22 maart 2024 in de parkeeraccommodatie is geweest, dat een parkeerovereenkomst is aangegaan met de bestuurder van de auto en dat deze op die datum de parkeeraccommodatie is uitgereden zonder te betalen door achter een ander voertuig aan onder/langs de slagboom te rijden. Dit wordt ook wel ‘treintje rijden’ genoemd.
4.2.
Er is geen wettelijke grondslag om de kentekenhouder zonder meer als contractspartij van Q-Park aan te merken. Uit de registratie als kentekenhouder kan echter wel een gerechtvaardigd vermoeden worden afgeleid dat de kentekenhouder ook de bestuurder van het voertuig is. Het ligt dan op de weg van de kentekenhouder om dat vermoeden te weerleggen, bijvoorbeeld door aan te tonen dat iemand anders in het voertuig reed of dat hij op dat moment niet in het voertuig kon rijden.
4.3.
[gedaagde] ’s verweer dat hij niet de bestuurder van de auto was ten tijde van de gebeurtenis, slaagt niet omdat hij dit niet heeft onderbouwd. De enkele, niet concreet onderbouwde mededeling dat hij op het bewuste moment in het buitenland was, is daarvoor onvoldoende. [gedaagde] heeft het rechtsvermoeden, dat hij de bestuurder van de auto is geweest, onvoldoende weerlegd. Daarmee staat vast dat hij bestuurder van de auto en de contractspartij van Q-Park is geweest. Gezien het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] op 22 maart 2024 in de auto al treintje rijdend de parkeeraccommodatie heeft verlaten.
4.4.
De door Q-Park beschreven wijze van contracteren, de inhoud van de parkeerovereenkomst en de overgelegde, van toepassing verklaarde algemene voorwaarden versie 20.24, zijn niet betwist zodat de kantonrechter daarvan als vaststaand uitgaat.
4.5.
[gedaagde] is conform de parkeerovereenkomst aansprakelijk voor de gevolgen van het treintje rijden. Volgens Q-Park moet hij het tarief ‘verloren kaart’ en aanvullende schade als beschreven in de algemene voorwaarden betalen.
4.6.
Vaststaat dat de overeenkomst waar Q-Park zich op beroept, is gesloten met een consument. Dat betekent dat de kantonrechter ambtshalve – dus zonder dat daarop door partijen een beroep wordt gedaan – moet onderzoeken of een beroep wordt gedaan op oneerlijke bedingen in de overeenkomst en/of toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EG over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Daarbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft. Als de kantonrechter tot het oordeel komt dat een beding oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat punt worden afgewezen. Ook als er een beroep wordt gedaan op wettelijke bepalingen in plaats van contractuele.
4.7.
Q-Park verwijst ter onderbouwing van haar vordering naar de artikelen 5.5 tot en met 5.9 van haar algemene voorwaarden 2024. Deze luiden – voor zover hier van belang – als volgt:
“Gebruik Parkeerbewijs
5.5
Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Verlies Parkeerbewijs
5.6
In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. (…)
Treintje rijden
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
5.8
Het is Q-Park niet toegestaan om bij een beroep op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep te doen op artikel 7.5, 8.1 en/of 8.3. Noch is het Q-Park toegestaan verschillende mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding voor één en dezelfde gedraging te stapelen en/of dubbel te vorderen op grond van enig artikel in deze Voorwaarden.
5.9
Q-Park is vrij het in artikel 5.5 en 5.7 genoemde bedrag aan aanvullende schadevergoeding jaarlijks te indexeren conform CPI.”
4.8.
Uit de tekst van deze artikelen en die van de (daarin genoemde) artikelen 7.5, 8.1 en/of 8.3 (waarin aansprakelijkheid voor schade in meer algemene termen is opgenomen), volgt dat de bedingen telkens zien op verschillende situaties, gedragingen en/of (schade)componenten. Deze bedingen acht de kantonrechter niet onredelijk of oneerlijk. Ook ziet de kantonrechter geen disbalans in de rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument. Ten aanzien van een mogelijk cumulatief effect dat tot een disbalans zou kunnen leiden, volgt uit artikel 5.8 dat een beroep op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep op artikel 7.5, 8.1 en/of 8.3, is uitgesloten en dat sowieso de combinatie van het stapelen of dubbel vorderen van schadevergoeding voor één gedraging wordt uitgesloten. Daarin ziet de kantonrechter geen aanleiding tot vernietiging of het buiten toepassing laten van bedingen uit de door Q-Park van toepassing verklaarde algemene voorwaarden.
4.9.
Uit de artikelen 5.5 en 5.8 van de algemene voorwaarden volgt dat [gedaagde] naast het tarief ‘verloren kaart’ de gevorderde aanvullende schadevergoeding verschuldigd is. Gelet op het voorgaande wordt een bedrag van (€ 17,00 + € 373,81 =) € 390,81 toegewezen.
4.10.
Q-Park vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. In de algemene voorwaarden wordt in artikel 8.2 in geval van een overeenkomst met een consument – zoals hier aan de orde – verwezen naar de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten (hierna: het Besluit). Q-Park heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 58,62 toegewezen.
4.11.
Q-park vordert wettelijke rente. De kantonrechter overweegt dat, omdat de vordering is gebaseerd op wanprestatie, de wettelijke rente kan worden toegewezen vanaf het moment dat [gedaagde] in verzuim is. Dat is in dit geval na het verstrijken van de in de aanmaning van 15 april 2024 genoemde termijn van 16 dagen, te weten: 1 mei 2024. De wettelijke rente wordt vanaf die datum als op de wet gegrond toegewezen.
4.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Q-Park worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
184,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
468,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 449,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 468,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.W. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.