ECLI:NL:RBDHA:2024:21634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
09/262870-24, 09/297957-24 (ttz. gev.), 09/328623-23 (ttz. gev.) en 09/120038-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandelingen, stalking en verduistering door verdachte met psychische problematiek

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandelingen, stalking en verduistering. De verdachte, geboren in 1990 en afkomstig uit een daklozenopvang, heeft psychische problematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 augustus 2024 in Delft [naam 1] heeft mishandeld door haar hoofd vast te pakken, in haar hoofd te knijpen en haar mond te betasten, wat resulteerde in letsel. Daarnaast heeft hij in de periode van 5 mei 2024 tot 15 augustus 2024 [naam 2] herhaaldelijk lastiggevallen door haar te bellen en berichten te sturen, met als doel haar te dwingen iets te doen of vrees aan te jagen. Op 11 december 2023 heeft de verdachte [naam 1] opnieuw mishandeld en haar eigendommen, waaronder een iPhone en een scooter, vernield. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 161 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en onder bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling in een forensische zorginstelling. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd met [naam 2] en een gebiedsverbod voor de gemeente Delft. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat de ernst van de situatie onderstreept. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [naam 1], tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 1.400,-, en de verdachte is verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/262870-24, 09/297957-24 (ttz. gev.), 09/328623-23 (ttz. gev.) en 09/120038-23 (tul)
Datum uitspraak: 13 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen
in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak met parketnummers 09/328623-23 en 09/120038-23 (tul)
en de zaken van de officier van justitie met parketnummers 09/262870-24 en 09/297957-24 tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1990 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] , te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 november 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Bussink naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 09/262870-24 (dagvaarding I):
1
hij op of omstreeks 15 augustus 2024 te Delft, althans in Nederland,
[naam 1] heeft mishandeld door
- het hoofd van die [naam 1] vast te pakken en/of
- in het hoofd van die [naam 1] te knijpen en/of
- aan de wang en/of lippen van die [naam 1] te trekken en/of
- met zijn, verdachtes, hand/vingers in de mond van die [naam 1] te gaan en/of
- met zijn, verdachtes, vingers de wang van die [naam 1] open te halen;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 mei 2024 tot en met
15 augustus 2024 te Delft en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 2] , door
- die [naam 2] veelvuldig te bellen en/of
- die [naam 2] veelvuldig berichten te sturen via sms en/of Whatsapp en/of Snapchat
met het oogmerk die [naam 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
In de zaak met parketnummer 09/328623-23 (dagvaarding II):
1
hij op of omstreeks 11 december 2023 te Delft [naam 1] heeft mishandeld door haar een klap (in het gezicht) te geven en/of haar te duwen en/of haar ten val te brengen;
2
hij op of omstreeks 11 december 2023 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk een iPhone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 11 december 2023 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
In de zaak met parketnummer 09/297957-24 (dagvaarding III):
hij op of omstreeks 8 april 2023 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp opzettelijk
een geldbedrag van 3834,66 euro en/of een hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan Esso benzinestation De Ruyven, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten winkelmedewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van de bij dagvaarding I onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling op 15 augustus 2024 en de bij dagvaarding II onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling op 11 december 2023. Ten aanzien van de bij dagvaarding II onder feit 2 ten laste gelegde belaging heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit, namelijk voor zover het een deel van de ten laste gelegde periode betreft. Verder heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit van de onder dagvaarding III ten laste gelegde verduistering, namelijk voor zover het de hoogte van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag betreft. Voor de overige ten laste gelegde feiten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het bij dagvaarding I onder feit 2 ten laste gelegde (belaging van [naam 2] ), het bij dagvaarding II onder feit 2 en 3 ten laste gelegde (vernielingen van een iPhone en een scooter) en het onder dagvaarding III ten laste gelegde (verduistering van een geldbedrag en een hoeveelheid sigaretten) volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft deze feiten, zoals bewezenverklaard, namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman ten aanzien van deze feiten, zoals bewezenverklaard, geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De opgave van bewijsmiddelen is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de redengevende omstandigheden voor de bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder feit 1 (mishandeling op 15 augustus 2024) en bij dagvaarding II onder feit 1 (mishandeling op 11 december 2023) ten laste gelegde.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot feit 1 onder dagvaarding I
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft mishandeld op 15 augustus 2024. De raadsman heeft namens de verdachte naar voren gebracht dat geen sprake is van mishandeling, nu ook blijkens de laatste verklaring van [naam 1] sprake was van een ongelukkig incident en opzet van de verdachte ontbreekt.
Voor een bewezenverklaring van mishandeling moet sprake zijn van het opzettelijk toebrengen van pijn en/of letsel. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte het hoofd van [naam 1] heeft vastgepakt, haar in haar hoofd kneep, met zijn hand in haar mond ging en haar linkerwang opentrok. Uit algemene ervaringsregels kan worden afgeleid dat de verdachte, door op die manier te handelen, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [naam 1] pijn zou ondervinden of lichamelijk letsel zou oplopen. Daar komt nog bij dat de verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [naam 1] al last had van haar mond. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande ten minste opzet in voorwaardelijke zin gehad op het toebrengen van pijn en letsel. De rechtbank verwerpt het verweer.
Met betrekking tot feit 1 onder dagvaarding II
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij [naam 1] heeft mishandeld op 11 december 2023. De raadsman heeft namens de verdachte, die ontkent [naam 1] te hebben geslagen, naar voren gebracht dat er door wisselende verklaringen van [naam 1] onduidelijkheid bestaat over wat zich destijds heeft afgespeeld en verzocht de verdachte vrij te spreken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte van [naam 1] . De aangifte van [naam 1] vindt, ook als het gaat om de klap in het gezicht, naar het oordeel van de rechtbank steun in de verklaring van een getuige. Deze getuige verklaart immers dat hij heeft gezien dat [naam 1] werd mishandeld, voordat zij naar de grond werd gewerkt. De verdachte heeft daarnaast zelf bij de politie erkend dat hij [naam 1] met een soort judoworp naar de grond heeft gebracht. Het verweer wordt verworpen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
In de zaak met parketnummer 09/262870-24 (dagvaarding I):
1
hij op 15 augustus 2024 te Delft,
[naam 1] heeft mishandeld door
- het hoofd van die [naam 1] vast te pakken en
- in het hoofd van die [naam 1] te knijpen en
- aan de wang van die [naam 1] te trekken en
- met zijn, verdachtes, hand/vingers in de mond van die [naam 1] te gaan en
- met zijn, verdachtes, vingers de wang van die [naam 1] open te halen;
2
hij op tijdstippen in de periode van
25 mei 2024tot en met
15 augustus 2024 te Delft en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 2] , door
- die [naam 2] veelvuldig te bellen en
- die [naam 2] veelvuldig berichten te sturen via sms en/of Whatsapp en/of Snapchat
met het oogmerk die [naam 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
In de zaak met parketnummer 09/328623-23 (dagvaarding II):
1
hij op 11 december 2023 te Delft [naam 1] heeft mishandeld door haar een klap in het gezicht te geven en haar te duwen en haar ten val te brengen;
2
hij op 11 december 2023 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk een iPhone die aan [naam 1] toebehoorde heeft vernield;
3
hij op 11 december 2023 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk een scooter die aan [naam 1] toebehoorde heeft vernield;
In de zaak met parketnummer 09/297957-24 (dagvaarding III)
hij op 8 april 2023 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp opzettelijk
een geldbedrag van
3235,65euro en een hoeveelheid sigaretten,
dietoebehoorde
naan Esso benzinestation Ruyven, en
welke goederenverdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten winkelmedewerker onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 160 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan het voorwaardelijk deel van de straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. Daarnaast moet wat de officier van justitie betreft ook een gebiedsverbod voor de gemeente Delft als bijzondere voorwaarde gelden, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht. De officier van justitie heeft gevorderd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen voor een periode van twee jaren, inhoudende een contactverbod met [naam 2] , en te bepalen dat voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt vervangende hechtenis wordt opgelegd voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft gevorderd om ook deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee mishandelingen van [naam 1] in de relationele sfeer. Door de mishandeling op 15 augustus 2024 heeft [naam 1] heftige pijn in haar wang gevoeld en een wond opgelopen in haar mond. Ook de mishandeling op 11 december 2023 heeft bij [naam 1] tot een heftige pijn in haar gezicht geleid. Daarnaast heeft zij haar knie bezeerd. Door zo te handelen heeft de verdachte tweemaal een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [naam 1] . Tijdens het incident op 11 december 2023 heeft de verdachte ook spullen van [naam 1] vernield. Hij heeft haar telefoon en scooter in het water gegooid. De verdachte heeft er daarmee blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan belaging van de dochter van [naam 1] , [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Hij heeft gedurende een periode van enkele maanden herhaaldelijk ongewenst contact met haar gezocht door veel te bellen en berichten te sturen. De verdachte wilde via [naam 2] contact krijgen met [naam 1] . Uit de aangifte van [naam 2] , die destijds 16 jaar was, blijkt dat dit grote impact had op haar dagelijks leven en haar gevoel van veiligheid, ook doordat de verdachte tijdens het bellen en in de berichten dwingend was en grove en bedreigende taal gebruikte over haar moeder, haar vader en [naam 2] zelf. [naam 2] verklaart dat zij bang en gestrest was en dat zij in die periode geen normaal leven kon leiden.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering. Hij heeft een relatief groot geldbedrag en sigaretten weggenomen die toebehoorden aan zijn werkgever van destijds. De verdachte heeft hierdoor het vertrouwen van zijn werkgever geschaad en zijn werkgever financieel nadeel bezorgd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 oktober 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten, onder andere in 2023 wegens belaging en bedreiging van een (ex-)partner. De verdachte kreeg toen een deels voorwaardelijke straf opgelegd met verschillende bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage van 7 november 2024 naar aanleiding van psychologisch onderzoek door drs. R. de Vries, GZ-psycholoog. In het onderzoek zijn de feiten zoals tenlastegelegd bij dagvaarding I betrokken. Uit het onderzoek volgt dat er bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis, namelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en een lichte verstandelijke beperking. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis (ernstig), alcohol (matig) en cocaïne (licht) en van een gokstoornis. De deskundige adviseert om de ten laste gelegde mishandeling in enigszins verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte heeft vanuit zijn verstandelijke beperking gebrekkig zicht op gedragsalternatieven in complexe situaties. De verdachte was in verwarring over waar hij met [naam 1] aan toe was en reageert dan vanuit zijn antisociale gedragspatroon; met agressie, bedreiging en zijn zin willen doordrijven. De ten laste gelegde belaging werd vooral instrumenteel en berekenend door de verdachte ingezet. De deskundige adviseert om deze volledig aan de verdachte toe te rekenen. De verwachting van de deskundige is dat er een grote kans is dat de verdachte, zeker zonder behandeling of aanvullende maatregelen, zal recidiveren in geweldpleging. De deskundige acht het aangewezen dat de verdachte verblijft in een begeleide forensische woonvorm en behandeld wordt door De Waag of een soortgelijke instelling. Verder acht de deskundige het aangewezen dat het alcohol- en cannabisgebruik van de verdachte wordt teruggedrongen middels gericht toezicht en controle. Het lijkt de deskundige verantwoord om de behandeling nog een keer ambulant vorm te geven.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 november 2024. De verdachte stond al onder reclasseringstoezicht na de eerdere veroordeling in 2023. De reclassering ziet duidelijke aanwijzingen voor een destructieve relatie met [naam 1] , waarin zij zich inconsistent gedraagt en de verdachte (onder invloed van middelen) tot onder andere geweld komt. De inschatting van de reclassering is dat het recidiverisico hoog is. De problematiek van de verdachte, zoals die blijkt uit het Pro Justitia onderzoek, en het hoge recidiverisico bevestigt volgens de reclassering de noodzaak van op zorg en gedrag gerichte voorwaarden, van middelencontrole en van vrijheidsbeperkende maatregelen. De reclassering adviseert om een deels voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een verplichting tot verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, inspanningen voor dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole, met dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht daarop. Daarnaast adviseert de Reclassering als vrijheidsbeperkende maatregelen aan de verdachte op te leggen een contactverbod met [naam 2] en haar vader [naam 3] en een gebiedsverbod voor de gemeente Delft, de woonplaats van [naam 1] .
De straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden. Hierbij volgt de rechtbank het advies van de psycholoog om de bewezenverklaarde mishandeling op 15 augustus 2024 in mindere mate toe te rekenen aan de verdachte.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot 270 dagen gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 161 dagen voorwaardelijk. Het onvoorwaardelijk deel van de straf is daarmee gelijk aan het reeds ondergane voorarrest. De rechtbank ziet in de forse problematiek van de verdachte aanleiding om de proeftijd vast te stellen op drie jaren. Aan de proeftijd zal de rechtbank – naast de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit – de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, om zo te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en om op die manier het hoge recidiverisico terug te dringen. Naast de door de reclassering geadviseerde voorwaarden zal de rechtbank een locatieverbod voor de gemeente Delft als bijzondere voorwaarde stellen, zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht.
De rechtbank heeft ter terechtzitting, na een daartoe strekkend verzoek van de officier van justitie en de raadsman, reeds besloten om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen, gelet op het persoonlijk belang van de verdachte om gebruik te kunnen maken van de kamer die voor hem was gereserveerd bij zijn voormalige beschermde woonvorm.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden en reclasseringstoezicht
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam, te weten twee mishandelingen en een belaging. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de inschatting dat sprake is van een hoog recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet, ter beveiliging van [naam 2] , aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen. Deze maatregel houdt in dat de verdachte gedurende een periode van twee jaar geen contact mag hebben met [naam 2] . Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een contactverbod voor de verdachte ten aanzien van [naam 3] , nu hij geen slachtoffer is in deze zaak en niet is gebleken van enig direct contact tussen de verdachte en [naam 3] .
Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal de maatregel van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar verklaren nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst belastend zal gedragen jegens [naam 2] . De rechtbank leidt dit af uit de wijze waarop de verdachte gedurende enkele maanden door bleef gaan met het zoeken van contact met H. Yazobzada, op een voor haar belastende wijze, ook nadat zij de verdachte had gemaand daarmee te stoppen en nadat zij meerdere door de verdachte gebruikte telefoonnummers had geblokkeerd.
Voorlopige hechtenis
Nu de verdachte het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf reeds in voorarrest heeft uitgezeten, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.928,97, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade door de vernieling van de scooter (€ 1.549,97) en de iPhone (€ 1.379,-).
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen voor zover het de materiële schade door vernieling van de scooter betreft, dus tot een bedrag van € 1.549,97, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie acht de vordering onvoldoende onderbouwd voor zover het de schade door vernieling van de iPhone betreft.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de scooter, rekening houdend met een zekere mate van afschrijving, een schadebedrag van maximaal € 750,- redelijk is.
De verdediging meent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering voor zover deze betrekking heeft op de schade aan de iPhone, in verband met onduidelijkheid over het type telefoon en het schadebedrag. Subsidiair verzoekt de verdediging deze schade op een substantieel lager bedrag te schatten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Scooter
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder dagvaarding II als feit 2 bewezenverklaarde feit, de vernieling van de scooter. De benadeelde partij kocht deze scooter in juli 2022 voor een bedrag van
€ 1.549,97. Rekening houdend met een bepaalde mate van afschrijving tot de vernieling van de scooter in december 2023, stelt de rechtbank de schade vast op € 900,-.
iPhone
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder dagvaarding II als feit 3 bewezen verklaarde feit, de vernieling van de iPhone. Nu onduidelijk is gebleven over welk type iPhone de benadeelde partij beschikte kan de omvang van de materiële schade niet nauwkeurig worden vastgesteld. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid (artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek) en stelt de schade vast op € 500,-.
Conclusie
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 1.400,-, bestaande uit materiële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang vanaf 11 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bij dagvaarding II onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk voor schade die door die feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.400,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 februari 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 09/120038-23 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 17 augustus 2023 voorwaardelijke opgelegde straf van 30 dagen gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd wegens het niet naleven van de algemene voorwaarde.
De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging ter terechtzitting gewijzigd in die zin dat de proeftijd van deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf wordt verlengd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, subsidiair om de proeftijd te verlengen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf verlengen met één jaar.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 285b, 300, 321 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
In de zaak met parketnummer 09/262870-24 (dagvaarding I):
ten aanzien van feit 1:
eenvoudige mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
belaging;
In de zaak met parketnummer 09/328623-23 (dagvaarding II):
ten aanzien van feit 1:
eenvoudige mishandeling;
ten aanzien van feit 2 en feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
In de zaak met parketnummer 09/297957-24 (dagvaarding III):
verduistering in dienstbetrekking;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (TWEEHONDERDZEVENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
161 (HONDERDEENENZESTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich zal melden bij Reclassering Leger des Heils, adres: Binckhorstlaan 287
2516 BC te Den Haag, zo vaak en zolang deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen door De Waag of Fivoor of een soortgelijke forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of observatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich zal inspannen voor het vinden en behouden van (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- zich niet bevindt in de gemeente Delft, zolang de Reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats 2] ;
beveelt dat de
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
twee wekenvoor iedere keer dat de maatregel wordt overtreden, met een maximum van zes maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
voorlopige hechtenis:
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.400,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 december 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.400,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 december 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 24 (vierentwintig) dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf:
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Den Haag d.d. 17 augustus 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, gewezen onder parketnummer 09/120038-23, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. de Kock-Molendijk, voorzitter,
mr. P. van Essen, rechter,
mr. J. Holleman, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. L.A. Duijm en S.C.S. Ramlal, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2024.
Bijlage I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
Opgave bewijsmiddelen
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Dagvaarding I – feit 2 (belaging [naam 2] )
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers PL1500-2024262317 en PL1500-2024264164, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 215).
  • De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 november 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 18 augustus 2024 (p. 98-101);
  • het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 augustus 2024, met in de bijlagen screenshots en chats uit de mobiele telefoon van [naam 2] (p. 104-126);
  • het proces-verbaal van bevingen, opgemaakt op 28 augustus 2024, met een aanvullende verklaring van [naam 2] en in de bijlage foto’s van de mobiele telefoon van [naam 2] met whatsapp-gesprekken en belgegevens (p. 167-215).
Dagvaarding II – feiten 2 en 3 (vernieling iPhone en scooter)
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers PL1500-2023386453 en PL1500-2023386036, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 39).
  • De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 november 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 11 december 2023 (p. 7-9).
Dagvaarding III (verduistering in dienstbetrekking geldbedrag en sigaretten)
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023104565, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 22).
  • De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 november 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte door [naam 4] , namens Esso Ruyven Delfgauw, opgemaakt op 11 april 2023 (p. 5-6).
Bewijsmiddelen
Dagvaarding I – feit 1 (mishandeling [naam 1] op 15 augustus 2024)
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers PL1500-2024262317 en PL1500-2024261163 van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 215).
- Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 15 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 11-13):
Op 15 augustus 2024 kwam ik op Delft centraal station. Toen zag ik [verdachte] voor mij springen. Ik zag en voelde dat hij met twee handen mijn hoofd pakte. Ik voelde dat hij in mijn hoofd kneep. Ik zag dat hij met zijn hand in mijn mond ging. Ik zag en voelde vervolgens dat hij met zijn hand mijn linkerwang open trok. Ik voelde een heftige pijn in mijn wang. Ik deed mijn hand tegen mijn mond aan en vervolgens zag ik heel veel bloed. Ik heb nu een grote wond in mijn mond aan mijn wang.
Ik, verbalisant, zag bij het slachtoffer het volgende letsel: ik zag wat bloed op haar gezicht. Ik zag dat binnen in haar mond wangzijde een wond zat waar bloed uit kwam. Ik zag dat haar linkerwang dikker was dan haar rechterwang. Ik hoorde aangever zeggen dat haar wang door de mishandeling dik is geworden.
- Het proces-verbaal van voorgeleiding van de verdachte, opgemaakt op 15 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 134-135):
Ik heb haar
(de rechtbank begrijpt: [naam 1] )wel aangeraakt bij haar mond. Ze had al bloed in haar mond door een verstandskies waar ze aan geholpen is. Daarom pakte ik haar daar vast omdat ik wist dat ze daar last van had. Mijn vinger ging door het daar vastpakken in haar mond.
Dagvaarding II – feit 1 (mishandeling [naam 1] op 11 december 2023)
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers PL1500-2023386453 en PL1500-2023386036, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 39).
- Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 11 december 2023, voor zover inhoudende (p. 7-9):
Ik ben [voornaam]
(de rechtbank begrijpt: [voornaam] )[naam 1] . Vandaag ben ik geslagen en geduwd door [voornaam verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [voornaam verdachte] ). Hij sloeg mij in mijn gezicht. Ik voelde direct een heftige pijn op mijn gezicht. Heel de linkerzijde van mijn gezicht doet pijn. Mijn jukbeen en bovenlip voelt dik en pijnlijk. Hij heeft mij één keer hard in het gezicht geslagen. [voornaam verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [voornaam verdachte] )wilde mij vervolgens ook nog duwen. Ik voelde namelijk twee handen hard tegen de zijkant van mijn lichaam duwen. Ik viel hierdoor echter op de grond. Daardoor heb ik mijn knie erg bezeerd. Er zit een gat in mijn broek en knie, ik heb bloed en hij is dik. Het deed direct al erg veel pijn.
- Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 11 december 2023, voor zover inhoudende (p. 20-22):
Ik kwam vanaf treinstation Delft gelopen. Toen zag ik op een gegeven moment dat een man een vrouw tegen de muur drukte. Ik zag dat de man zijn handen tegen haar buik drukte en dat hij haar tegen de muur aan duwde. Hij mishandelde de vrouw. Hierna zag ik dat hij haar naar de grond toe werkte. Het leek op een soort judoworp. Ik zag dat zij eerst met haar knie op het grind kwam.
- Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 11 december 2023, voor zover inhoudende (p. 32-37):
Vandaag zag ik [voornaam] staan. Toen ben ik naar haar toe gelopen.
V: maar een getuige zag dat jij met een soort judoworp haar op de grond werkte?
A: dat klopt.