6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee mishandelingen van [naam 1] in de relationele sfeer. Door de mishandeling op 15 augustus 2024 heeft [naam 1] heftige pijn in haar wang gevoeld en een wond opgelopen in haar mond. Ook de mishandeling op 11 december 2023 heeft bij [naam 1] tot een heftige pijn in haar gezicht geleid. Daarnaast heeft zij haar knie bezeerd. Door zo te handelen heeft de verdachte tweemaal een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [naam 1] . Tijdens het incident op 11 december 2023 heeft de verdachte ook spullen van [naam 1] vernield. Hij heeft haar telefoon en scooter in het water gegooid. De verdachte heeft er daarmee blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan belaging van de dochter van [naam 1] , [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Hij heeft gedurende een periode van enkele maanden herhaaldelijk ongewenst contact met haar gezocht door veel te bellen en berichten te sturen. De verdachte wilde via [naam 2] contact krijgen met [naam 1] . Uit de aangifte van [naam 2] , die destijds 16 jaar was, blijkt dat dit grote impact had op haar dagelijks leven en haar gevoel van veiligheid, ook doordat de verdachte tijdens het bellen en in de berichten dwingend was en grove en bedreigende taal gebruikte over haar moeder, haar vader en [naam 2] zelf. [naam 2] verklaart dat zij bang en gestrest was en dat zij in die periode geen normaal leven kon leiden.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering. Hij heeft een relatief groot geldbedrag en sigaretten weggenomen die toebehoorden aan zijn werkgever van destijds. De verdachte heeft hierdoor het vertrouwen van zijn werkgever geschaad en zijn werkgever financieel nadeel bezorgd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 oktober 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten, onder andere in 2023 wegens belaging en bedreiging van een (ex-)partner. De verdachte kreeg toen een deels voorwaardelijke straf opgelegd met verschillende bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage van 7 november 2024 naar aanleiding van psychologisch onderzoek door drs. R. de Vries, GZ-psycholoog. In het onderzoek zijn de feiten zoals tenlastegelegd bij dagvaarding I betrokken. Uit het onderzoek volgt dat er bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis, namelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en een lichte verstandelijke beperking. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis (ernstig), alcohol (matig) en cocaïne (licht) en van een gokstoornis. De deskundige adviseert om de ten laste gelegde mishandeling in enigszins verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte heeft vanuit zijn verstandelijke beperking gebrekkig zicht op gedragsalternatieven in complexe situaties. De verdachte was in verwarring over waar hij met [naam 1] aan toe was en reageert dan vanuit zijn antisociale gedragspatroon; met agressie, bedreiging en zijn zin willen doordrijven. De ten laste gelegde belaging werd vooral instrumenteel en berekenend door de verdachte ingezet. De deskundige adviseert om deze volledig aan de verdachte toe te rekenen. De verwachting van de deskundige is dat er een grote kans is dat de verdachte, zeker zonder behandeling of aanvullende maatregelen, zal recidiveren in geweldpleging. De deskundige acht het aangewezen dat de verdachte verblijft in een begeleide forensische woonvorm en behandeld wordt door De Waag of een soortgelijke instelling. Verder acht de deskundige het aangewezen dat het alcohol- en cannabisgebruik van de verdachte wordt teruggedrongen middels gericht toezicht en controle. Het lijkt de deskundige verantwoord om de behandeling nog een keer ambulant vorm te geven.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 november 2024. De verdachte stond al onder reclasseringstoezicht na de eerdere veroordeling in 2023. De reclassering ziet duidelijke aanwijzingen voor een destructieve relatie met [naam 1] , waarin zij zich inconsistent gedraagt en de verdachte (onder invloed van middelen) tot onder andere geweld komt. De inschatting van de reclassering is dat het recidiverisico hoog is. De problematiek van de verdachte, zoals die blijkt uit het Pro Justitia onderzoek, en het hoge recidiverisico bevestigt volgens de reclassering de noodzaak van op zorg en gedrag gerichte voorwaarden, van middelencontrole en van vrijheidsbeperkende maatregelen. De reclassering adviseert om een deels voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een verplichting tot verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, inspanningen voor dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole, met dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht daarop. Daarnaast adviseert de Reclassering als vrijheidsbeperkende maatregelen aan de verdachte op te leggen een contactverbod met [naam 2] en haar vader [naam 3] en een gebiedsverbod voor de gemeente Delft, de woonplaats van [naam 1] .
De straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden. Hierbij volgt de rechtbank het advies van de psycholoog om de bewezenverklaarde mishandeling op 15 augustus 2024 in mindere mate toe te rekenen aan de verdachte.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot 270 dagen gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 161 dagen voorwaardelijk. Het onvoorwaardelijk deel van de straf is daarmee gelijk aan het reeds ondergane voorarrest. De rechtbank ziet in de forse problematiek van de verdachte aanleiding om de proeftijd vast te stellen op drie jaren. Aan de proeftijd zal de rechtbank – naast de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit – de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, om zo te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en om op die manier het hoge recidiverisico terug te dringen. Naast de door de reclassering geadviseerde voorwaarden zal de rechtbank een locatieverbod voor de gemeente Delft als bijzondere voorwaarde stellen, zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht.
De rechtbank heeft ter terechtzitting, na een daartoe strekkend verzoek van de officier van justitie en de raadsman, reeds besloten om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen, gelet op het persoonlijk belang van de verdachte om gebruik te kunnen maken van de kamer die voor hem was gereserveerd bij zijn voormalige beschermde woonvorm.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden en reclasseringstoezicht
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam, te weten twee mishandelingen en een belaging. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de inschatting dat sprake is van een hoog recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet, ter beveiliging van [naam 2] , aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen. Deze maatregel houdt in dat de verdachte gedurende een periode van twee jaar geen contact mag hebben met [naam 2] . Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een contactverbod voor de verdachte ten aanzien van [naam 3] , nu hij geen slachtoffer is in deze zaak en niet is gebleken van enig direct contact tussen de verdachte en [naam 3] .
Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal de maatregel van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar verklaren nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst belastend zal gedragen jegens [naam 2] . De rechtbank leidt dit af uit de wijze waarop de verdachte gedurende enkele maanden door bleef gaan met het zoeken van contact met H. Yazobzada, op een voor haar belastende wijze, ook nadat zij de verdachte had gemaand daarmee te stoppen en nadat zij meerdere door de verdachte gebruikte telefoonnummers had geblokkeerd.
Voorlopige hechtenis
Nu de verdachte het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf reeds in voorarrest heeft uitgezeten, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.