ECLI:NL:RBDHA:2024:21623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
1020739222
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aanranding van een jonge vrouw door verdachte tijdens het fietsen

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die op 20 maart 2022 in Oud-Beijerland een jonge vrouw heeft aangerand, heeft de rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan. De verdachte bood het slachtoffer aan om haar naar huis te brengen op zijn fiets. Tijdens de rit betastte hij haar borst en dwong hij haar hand naar zijn kruis te bewegen. Het slachtoffer, die na het voorval emotioneel overstuur thuis kwam, deed aangifte bij de politie. De verdachte ontkende de aanranding en beweerde dat hij enkel een zoen op de wang wilde geven. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en dat er voldoende steunbewijs was, waaronder de verklaring van de moeder van het slachtoffer die haar dochter in een emotionele toestand aantrof. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,00 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 10/207392-22
Datum uitspraak: 13 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1976 te [plaats] ,
adres: [adres] , [postcode] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.E.G. van den Eijnden en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. L. van Tiggelen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 20 maart 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, (meermalen) (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het (meermalen) (onverhoeds)
- betasten van haar borst(en) en/of
- vastpakken en/of vasthouden van haar arm en/of hand en/of
- verplaatsen van haar arm en/of hand in de richting van zijn schaamstreek en/of
- plaatsen van haar hand op zijn penis/schaamstreek en/of het maken van wrijvende bewegingen met haar hand over zijn penis/schaamstreek en/of
- vastpakken/vasthouden van haar hoofd/gezicht en/of
- zoenen van haar en/of
- voorbijgaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- ( alsdus) doen laten ontstaan van een voor haar dreigende situatie,
[slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (meermalen)
- betasten van haar borst(en) en/of
- plaatsen van haar hand op zijn penis/schaamstreek en/of het maken van wrijvende bewegingen met haar hand over zijn penis/schaamstreek en/of
- zoenen op haar wang.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op specifieke standpunten van de raadsvrouw.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1700-2022083311, van de Dienst Regionale Recherche van de politie Eenheid Rotterdam, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1A t/m 52).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt op 1 april 2022, voor zover inhoudende (p. 6-11):
Plaats delict: Oud-Beijerland, binnen de gemeente Hoeksche Waard.
Wanneer is dit gebeurd?
In de nacht van 20 maart 2022 rond kwart over twee 's nachts.
Tegen wie doe je aangifte?
Tegen [de verdachte] (fon).
Hij zei dat hij wilde fietsen en dat ik achterop kon zitten. Op een gegeven
moment begon hij mij aan te raken op mijn borst. Ik schrok daarvan. Ik was gelijk in shock dat ik niks meer durfde. Hij bleef dat een tijdje doen. Het aanraken van mijn borsten. Toen ging hij met zijn arm om mijn arm te pakken en legde die om zijn middel heen en daarna ging hij mijn arm naar beneden duwen en moest ik zijn kruis beet pakken. Toen probeerde ik mijn hand weg te trekken. Maar hij hield mijn hand vast en duwde mijn hand op zijn kruis. Hij had mijn hand vast, mijn hand zat onder zijn hand waardoor ik zijn kruis voelde. Toen bij het laatste stukje naar huis wilde hij dat ik mijn hand heen en weer wrijven op zijn kruis. Toen was ik bijna thuis. Ik stond aan de ene kant van de fiets en hij aan de andere kant van de fiets en hij wilde mijn hoofd vast pakken om een zoen op mijn mond te geven maar ik draaide mijn hoofd weg en gaf mij daardoor een zoen op mijn wang. Ik heb toen snel mijn fiets gepakt en ben snel naar binnen gegaan. Ik ben gelijk naar mijn moeders kamer gerend en begon daar te huilen.
Mijn vriendin heeft zitten zoeken op Facebook. Zij wist dat hij een SHO
(voetbalvereniging)vestje aan had en is gaan kijken op Facebook. Toen had ze twee
mannen gevonden. Ik herkende gelijk één van de twee. Ik herkende hem gelijk aan
zijn gezicht want die had ik gezien.
Hoe weet je dat die vent op de foto [de verdachte] is?
Dat staat op Facebook. Daar staat zijn naam duidelijk bij.
We reden op de dijk. Hij pakte mijn hand. Hij ging met zijn arm naar achter en
pakte mijn rechter arm vast en haalde mijn arm naar voren naar zijn middel. Ik
wilde hem niet vastpakken en hield mijn hand in een vuist en wilde hem ook weg
trekken maar dan hield hij mijn arm vast waardoor ik mijn arm niet kon terug
trekken. Ik heb dat een aantal keer geprobeerd. Een stuk of twee keer. Op een
gegeven moment duwde hij ook mijn hand naar zijn kruis. Hij duwde gewoon mijn
arm naar beneden maar hij deed zijn hand op mijn hand waardoor ik niet meer een
vuist had en mijn hand opende. Toen drukte hij mijn hand op zijn kruis. Ik was in
shock. Ik bevroor. Ik wilde wel wat doen maar ik was bang dat als ik wat zou doen
dat hij dan nog meer wilde. Ik was ook helemaal alleen met hem op een donker
dijk. Ik had allemaal scenario’s in mijn hoofd van wat er allemaal zou kunnen
gebeuren.
Wat voelde jij toen jouw hand op zijn kruis kwam?
Een bobbel. Ik voelde dat door zijn broek heen.
Ik probeerde mijn hand subtiel weg te halen maar hij hield mijn hand vast. Hij ging
zelfs mijn hand heen en weer bewegen over die bobbel heen.
Hij zat ook aan je borst zei je
Ja. Dat gebeurde voordat hij mijn hand pakte. Ik zat gewoon achterop en op een
gegeven moment doet hij zijn rechter hand naar achter en wreef over mijn borst. Hij
ging met zijn hand naar achter en met zijn bovenkant van zijn vingers wreef hij
over mijn borst. Hij kneep ook een beetje. Het was op mijn rechter borst.
Wreef hij op de jas?
Nee op het jurkje.
Hoe vaak heeft hij aan je borst gezeten
Ik denk twee of drie keer. Hij wreef dan een keer en hield het stuur weer vast en
probeerde het nog een keer.
Hij wilde een afscheidszoen. Hoe ging dat?
Hij gaf gewoon een zoen op mijn wang uiteindelijk omdat ik mijn gezicht draaide.
Heeft hij kunnen merken dat je het niet wilde?
Ja, ik trok mijn hand weg. Het kwam ook uit het niks.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 8 april 2022, voor zover inhoudende (p. 15-16):
De getuige verklaarde:
Heeft u enig idee waarover ik u wil horen?
Over dat [slachtoffer] toen binnen kwam, na dat dat was gebeurd. Nadat ze is aangerand
door iemand van de voetbal.
Het was rond half 3 ’s nachts. Ik hoorde [slachtoffer] thuiskomen.
Toen kwam ze naar boven en ze stormde echt de kamer binnen en stond naast mijn bed. Ik zag dat ze aan het huilen was. Ze was zo overstuur. Vervolgens ging ze nog harder snikken en hyperventileren. Ze zei: “mam ik ben aangerand”. Ze stortte zich op m'n bed en ze ging in foetushouding liggen. Ze kon alleen maar heel hysterisch huilen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 april 2022, voor zover inhoudende (p. 1F-2):
Ik, verbalisant, Michaela Cornelia Petronella [verbalisant 1] verklaar het volgende:
Op 20 maart 2022 omstreeks 03:10 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 1] , samen met hoofdagent [hoofdagent] ter plaatse aan de [straatnaam] in Oud-Beijerland. Het slachtoffer bleek te zijn: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2000 in [plaats] .
Ik zag dat [slachtoffer] emotioneel werd en ging huilen. [slachtoffer] was zichtbaar geëmotioneerd, maar kon goed vertellen wat er was gebeurd van wat ze nog wist.
4. Het proces-verbaal van bevindingen met het proces-verbaalnummer eindigend op
-19, opgemaakt op 18 januari 2023, voor zover inhoudende (ongenummerd):
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , verklaar het volgende:
Op 22 maart 2022 kwam betrokkene [de verdachte] aan het politiebureau Oud-Beijerland. Hierna te noemen [de verdachte] .
[de verdachte] vertelde dat hij 20-03-2022 met [slachtoffer] achterop zijn fiets naar huis heeft gebracht aan de [straatnaam] in [plaats] . Aangekomen bij de woning wilde [de verdachte] [slachtoffer] een zoen geven en een aai over haar hoofd. [slachtoffer] wilde dit niet en heeft [de verdachte] van zich af gehouden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken vaak gekenmerkt worden door beperkt bewijs. Bij de veronderstelde seksuele handelingen zijn meestal slechts twee personen aanwezig, te weten de aangever en de verdachte. Indien de verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent, is doorgaans de verklaring van de aangeefster over de seksuele handelingen het enige bewijsmiddel. Op grond van art. 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Desalniettemin kan in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs toch voldoende zijn voor een bewezenverklaring. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het voldoende is wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten wordt bekrachtigd door andere bewijsmiddelen, mits deze afkomstig zijn uit een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Bovendien mag er tussen de belastende verklaring en het overige bewijs niet een te ver verwijderd verband bestaan.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voor het bewijs gebezigd kan worden.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank overweegt daartoe dat aangeefster meermaals op verschillende momenten haar verhaal heeft gedaan bij de politie en telkens consistent, duidelijk en gedetailleerd heeft verklaard over de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte meermaals haar borst heeft aangeraakt óp haar jurk en hoe dat is gebeurd terwijl zij achterop de fiets zat. Ook heeft aangeefster een duidelijke en gedetailleerde verklaring afgelegd over hoe de verdachte haar hand heeft bewogen naar zijn schaamstreek. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat de verdachte heeft geprobeerd haar een kus op de mond te geven, maar dat deze kus – vanwege het wegdraaien van haar hoofd – op haar wang terecht kwam.
Bij haar oordeel over de betrouwbaarheid betrekt de rechtbank ook dat aangeefster in de nacht van 20 maart 2022 om 02:34 uur heeft geprobeerd haar vriendin [naam 1] te bellen en [naam 1] om 02:36 uur een bericht heeft gestuurd met de tekst: “Ik word aangerand”. Ook heeft aangeefster haar neef [naam 2] tussen 02:39 uur en 02:45 uur negen keer gebeld. De pogingen van aangeefster om op de genoemde tijdstippen, meermaals, in een korte tijdsperiode in contact te komen met naasten, passen bij de verklaring van aangeefster en duiden er naar het oordeel van de rechtbank op dat aangeefster op dat moment in paniek was en hulp zocht. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen reden om twijfelen aan de verklaring van aangeefster en acht deze betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Vervolgens dient de rechtbank vast te stellen of de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijs.
Steunbewijs
De verklaring van aangeefster wordt naar het oordeel van de rechtbank in de eerste plaats ondersteund door de verklaring van haar moeder, getuige Kemp, die direct na het incident heeft waargenomen dat haar dochter volledig overstuur thuis komt, aan het hyperventileren is en daarna hysterisch huilt. Ook verbalisant [verbalisant 1] heeft waargenomen dat aangeefster zichtbaar geëmotioneerd is kort na het incident. De beide verklaringen schetsen een authentiek beeld van de gesteldheid waarin aangeefster werd aangetroffen direct na de aanranding en passen bij de verklaring van aangeefster. Uit het dossier en ter terechtzitting is geen andere reden gebleken voor deze emotionele toestand. Deze waarnemingen van de emoties van aangeefster direct na het incident bieden daarom ondersteuning aan de verklaring van aangeefster.
Ook wordt (een gedeelte van) de verklaring van aangeefster alsmede de context waarin de handelingen hebben plaatsgevonden, ondersteund door een melding die de verdachte een aantal dagen na het incident bij de politie heeft gedaan. In die melding staat beschreven dat de verdachte aangeefster naar huis heeft gebracht, haar een zoen wilde geven, maar dat zij dat niet wilde.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het ontlastend is dat er geen DNA-materiaal van de verdachte is gevonden op de jurk van aangeefster. De rechtbank volgt de raadsvrouw daarin niet. Aan dit onderzoeksresultaat kan naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie worden verbonden dat de verdachte aangeefster niet kan hebben aangeraakt.
Onverhoeds handelenDe rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen ook af dat sprake is geweest van onverhoeds handelen door de verdachte. Terwijl aangeefster achterop de fiets op haar telefoon zat, werd zij plots door de verdachte aangeraakt bij haar borsten. Ook heeft de verdachte de hand van aangeefster gepakt en deze op zijn schaamstreek geplaatst. Door aldus te handelen heeft de verdachte aangeefster in een zodanige situatie gebracht dat aangeefster zich naar redelijke verwachting niet aan de handelingen heeft kunnen onttrekken. Daarbij komt dat de handelingen in de nacht hebben plaatsgevonden, toen aangeefster achterop de fiets bij de verdachte zat, terwijl zij over een dijk reden. Aangeefster heeft verklaard dat zij door de handelingen “in shock raakte” en dat zij “bevroor”. De verdachte is daarbij ook voorbijgegaan aan de non-verbale protesten van aangeefster. Immers, aangeefster heeft blijkens haar verklaring meermaals geprobeerd haar hand terug te trekken en heeft ook geprobeerd een vuist te maken om te voorkomen dat zij de verdachte moest vasthouden.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte aangeefster heeft aangerand door haar bij haar borst te betasten, haar hand over zijn kruis te wrijven en haar een zoen op haar wang te geven.
ConclusieDe rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 20 maart 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, door een andere feitelijkheid, te weten het (meermalen) onverhoeds
- betasten van haar borst en
- vastpakken en vasthouden van haar arm en hand en
- verplaatsen van haar arm en hand in de richting van zijn schaamstreek en
- plaatsen van haar hand op zijn schaamstreek en het maken van wrijvende bewegingen met haar hand over zijn schaamstreek en
- vastpakken van haar hoofd en
- zoenen van haar en
- voorbijgaan aan haar non-verbale protesten en
- (
aldus) doen laten ontstaan van een voor haar dreigende situatie,
[slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, te weten het (meermalen)
- betasten van haar borst en
- plaatsen van haar hand op zijn schaamstreek en het maken van wrijvende bewegingen met haar hand over zijn schaamstreek en
- zoenen op haar wang.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – gelet op de bepleite vrijspraak – geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding door aangeefster bij haar borst te betasten, haar hand op zijn schaamstreek te brengen en door haar te zoenen op haar wang. Doordat deze gedragingen op een afgelegen locatie, namelijk een dijk, en gedurende de nacht hebben plaatsgevonden, moet aangeefster zich zeer angstig en machteloos hebben gevoeld. Zij heeft ook verklaard in shock te zijn geweest en allerlei scenario’s in haar hoofd te hebben gehad met de vraag wat er nog verder zou kunnen gebeuren. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Slachtoffers van aanranding ondervinden vaak nog lange tijd nadelige psychische gevolgen. Dat dit ook voor aangeefster geldt, blijkt onder andere uit de slachtofferverklaring waarin staat dat naar aanleiding van de aanranding EMDR-behandeling heeft plaatsgevonden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 oktober 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Redelijke termijn
Een omstandigheid die van invloed is op de duur van de op te leggen straf is het tijdsverloop. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen. In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 16 mei 2022, de dag waarop de verdachte is aangehouden en verhoord. In dit geval kon de verdachte daar naar het oordeel van de rechtbank de verwachting aan ontlenen dat strafvervolging zou worden ingesteld. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die een langere behandelduur dan twee jaar rechtvaardigen. Dat betekent dat de redelijke termijn met ongeveer zeven maanden is overschreden. De rechtbank zal met deze overschrijding rekening houden bij de strafoplegging.
Gevolgen verdachte
Verder heeft de rechtbank er oog voor dat de verdachte, nadat het voorval binnen zijn woonplaats bekend werd, daar gevolgen van heeft ondervonden. Er zijn eieren naar zijn woning gegooid en hij heeft zijn functie bij de sportvereniging gedurende een bepaalde periode moeten neerleggen.
Straf
De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 100 uren passend en geboden.
Als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank aan de verdachte (in plaats van de taakstraf van 100 uren) een taakstraf voor de duur van 120 uren hebben opgelegd.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.209,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 2.209,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor zover het de immateriële schade betreft en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor zover het de materiële schade betreft.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – gelet op de bepleite vrijspraak – zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen tot een bedrag van € 500,00 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade toewijzen, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post materiële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 20 maart 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 maart 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (VIER) WEKEN;
bepaalt dat de straf
niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
100 (HONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
50 (vijftig) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.000,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 20 maart 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 maart 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
mr. M. de Kock-Molendijk rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. S.C.S. Ramlal en L.A. Duijm, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2024.