ECLI:NL:RBDHA:2024:21596
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing aanvraag
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een aanvraag voor asiel heeft ingediend. De aanvraag van verzoeker is door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen met een besluit van 4 december 2023. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De minister heeft het bezwaar op 6 juni 2024 opnieuw afgewezen, waarna verzoeker beroep heeft ingesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan hangende dit beroep.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2024 behandeld, maar het onderzoek werd geschorst omdat er geen tolk aanwezig was. Op 7 oktober 2024 is het onderzoek voortgezet, wederom zonder tolk, maar met instemming van partijen is de zaak inhoudelijk behandeld. Verzoeker heeft na de zitting aangegeven niets toe te voegen aan zijn standpunt, en partijen hebben geen behoefte aan een nieuwe zitting.
De voorzieningenrechter heeft op 19 december 2024 uitspraak gedaan. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep (zaaknummer NL24.26962), is een voorlopige voorziening niet meer nodig. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.