ECLI:NL:RBDHA:2024:21582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
AWB 24/14230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 EVRM

Op 19 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als verblijfsdoel 'privéleven' zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvraag was eerder op 11 september 2024 door de minister afgewezen.

Verzoekster heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 18 november 2024, waar zowel verzoekster als de gemachtigden van verzoekster en de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft op basis van de behandeling van de bodemprocedure geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, en heeft het verzoek om die reden afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft echter wel de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de minister de kosten moet vergoeden aan de rechtsbijstandverlener, aangezien verzoekster een toevoeging heeft ontvangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/14230

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2024 in de zaak tussen

[naam], verzoekster,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] de minister
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. Bij besluit van 11 september 2024 (het bestreden besluit) is de minister bij de beslissing gebleven om de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM’ [2] af te wijzen.
1.1.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de bodemprocedure [3] en het beroep tegen het niet tijdig beslissen, [4] op 18 november op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

2. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter de minister wel in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoekster een toevoeging is verleend, moet de minister de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is op 19 december 2024 gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Awb 24/14228.
4.Awb 24/12704.