ECLI:NL:RBDHA:2024:21573
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op grond van het Dublin-systeem
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedag] 1997, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat de zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd en dat uit een bericht van de Duitse autoriteiten blijkt dat de overdracht aan Duitsland succesvol is uitgevoerd. Echter, de rechtbank concludeert dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen die de juistheid van de informatie van de Duitse autoriteiten ondermijnen. Duitsland heeft op 8 juli 2022 het eerste terugnameverzoek geaccepteerd en op 12 december 2022 gemeld dat eiser zich sinds 30 november 2022 in Duitsland bevond, wat betekent dat de overdracht is geëffectueerd.
De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer is na de uitspraak. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier J. Dommerholt.