ECLI:NL:RBDHA:2024:21573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
NL24.45790 en NL24.45791
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op grond van het Dublin-systeem

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedag] 1997, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.

De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat de zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd en dat uit een bericht van de Duitse autoriteiten blijkt dat de overdracht aan Duitsland succesvol is uitgevoerd. Echter, de rechtbank concludeert dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen die de juistheid van de informatie van de Duitse autoriteiten ondermijnen. Duitsland heeft op 8 juli 2022 het eerste terugnameverzoek geaccepteerd en op 12 december 2022 gemeld dat eiser zich sinds 30 november 2022 in Duitsland bevond, wat betekent dat de overdracht is geëffectueerd.

De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer is na de uitspraak. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier J. Dommerholt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.45790 en NL24.45791
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. P.A.E. Engelen),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben en op [geboortedag] 1997 te zijn geboren. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt dat de zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Verder zou volgens eiser uit het bericht van de Duitse autoriteiten van 12 december 2022 blijken dat de overdracht aan Duitsland geëffectueerd werd en dat daarmee sprake was van een succesvol uitgevoerde overdracht. Uit het document blijkt alleen dat eiser zich op dat moment in Duitsland bevond.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiseres eerder in de zienswijze naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
6. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiseres aannemelijk maakt dat Duitsland zich hier niet aan houdt.
6.1
De rechtbank overweegt dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd die afdoen aan de juistheid van de informatie van de Duitse autoriteiten. Op 8 juli 2022 heeft Duitsland het eerste terugnameverzoek geaccepteerd en op 12 december 2022 hebben de Duitse autoriteiten gemeld dat eiser zich sinds 30 november 2022 in Duitsland bevond, daarmee is de overdracht geëffectueerd. De rechtbank is van oordeel dat de overdracht binnen de gestelde termijn heeft plaatsgevonden doordat eiser zelfstandig teruggekeerd is naar Duitsland.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
8. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [2] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.