Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Luijendijk, en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend in het kader van zijn beroep tegen een besluit van de minister van 29 augustus 2024. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
In een eerdere uitspraak van 7 november 2024, onder zaaknummer NL24.34127, had de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van de eiser. Aangezien er inmiddels een uitspraak op het beroep was gedaan, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.