ECLI:NL:RBDHA:2024:21552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
23/7446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar WIA-uitkering. Eiseres, die zich ziek had gemeld vanwege psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv dat haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 62,28%. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin eiseres meerdere keren om aanhouding van de zitting heeft verzocht vanwege medische redenen, waaronder een COVID-19 besmetting. De rechtbank heeft deze verzoeken ingewilligd en de zitting uiteindelijk op 30 oktober 2024 gehouden.

Tijdens de zitting heeft eiseres nieuwe stukken ingediend, die door de rechtbank zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder als Business support medewerker bij een bank werkte en dat zij na een ziekmelding een WIA-aanvraag indiende. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat de vastgestelde belastbaarheid van eiseres correct was. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen.

De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het Uwv aangeduide functies beoordeeld en geconcludeerd dat deze binnen de belastbaarheid van eiseres vielen. Eiseres had betoogd dat de functies niet passend waren, maar de rechtbank vond dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de functies geschikt waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het Uwv in stand blijft. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van proceskosten, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7446

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
verweerder
gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans.

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2023 (primair besluit 1) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 13 maart 2023 recht heeft op een WIA [1] -uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,28%. Eveneens heeft verweerder bepaald dat de uitkering per 30 maart 2023 lager wordt.
Bij besluit van 6 april 2023 heeft verweerder de loongerelateerde uitkering van eiseres omgezet in een vervolguitkering per 30 maart 2023.
Bij besluit van 5 mei 2023 (primair besluit 2) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 13 maart 2023 een WIA-uitkering krijgt naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,28%. Ter correctie heeft verweerder bepaald dat de uitkering per 16 april 2023 lager wordt.
Bij besluit van 29 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen primaire besluit 1, respectievelijk primair besluit 2, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 18 juni 2024 gevraagd om aanhouding van de geplande zitting van 28 juni 2024 omdat eiseres medische informatie wil inbrengen, namelijk een MRI-scan en informatie van de psycholoog. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding verleend.
Eiseres heeft op 24 september 2024 aan de rechtbank meegedeeld dat zij besmet is met het COVID-19 virus en niet kan deelnemen aan de geplande zitting van 26 september 2024. De rechtbank heeft dit bericht opgevat als een verzoek om aanhouding. De rechtbank heeft aanhouding verleend.
Op 17 september 2024 heeft de rechtbank eiseres opgeroepen voor de zitting van 30 oktober 2024.
Eiseres heeft op 19 oktober 2024 stukken ingebracht.
Op 22 oktober 2024 heeft verweerder gereageerd op de stukken van 19 oktober 2024.
Eiseres heeft op 29 oktober 2024 opnieuw stukken ingebracht.
De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 30 oktober 2024. Ter zitting zijn verschenen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Formeel
1.1
Eiseres heeft op 29 oktober 2024, een dag voor de zitting, nog twee nieuwe stukken ingebracht. Ook ter zitting heeft zij achter haar pleitnotitie nieuwe stukken gevoegd. De betreffende stukken zijn alle ter zitting besproken. De rechtbank heeft ter zitting besloten en meegedeeld dat alle stukken die eiseres heeft overgelegd, worden meegenomen bij de beoordeling.
Wat ging er aan de beroepsprocedure vooraf?
1.2
Eiseres was laatstelijk werkzaam als Business support medewerker bij een bank voor 36 uur per week. Eiseres heeft zich vanuit de Werkloosheidsuitkering per 15 maart 2021 ziekgemeld wegens psychische klachten. Naar aanleiding van een medische beoordeling is eiseres een Ziektewetuitkering toegekend.
1.3
Per einde wachttijd heeft eiseres een WIA-aanvraag ingediend. Bij primair besluit 1 heeft verweerder eiseres met ingang van 13 maart 2023 een WIA-uitkering toegekend. Aan dit besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts van 13 maart 2023 ten grondslag. De verzekeringsarts heeft hierin geconcludeerd dat eiseres als gevolg van ziekte of gebrek ongeschikt is te achten voor het eigen werk. Eiseres heeft verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek overeenkomst de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 maart 2023. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige vijf functies kunnen duiden. Het gaat om de functies: huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334), medewerker postverzorging (SBC-code 315140), medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030), productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010). De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 62,28%. Bij primair besluit 1 is eveneens bepaald dat de uitkering van eiseres per 30 maart 2023 lager wordt. Bij primair besluit 2 heeft verweerder een correctie op primair besluit 1 aangebracht, in zoverre dat de uitkering van eiseres per 16 april 2023 lager wordt.
1.4
Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft een heroverweging plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft gerapporteerd op 18 september 2023. Hij heeft geconcludeerd dat de FML van 13 maart 2023 de juiste arbeidsmogelijkheden weergeeft. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige b&b geconcludeerd dat de vijf geselecteerde functies nog geschikt zijn voor eiseres. Hij heeft dit vastgelegd in zijn rapport van 22 september 2023.
2. Op basis van het voorgaande heeft verweerder het bestreden besluit genomen en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Medische beoordeling
3.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Ten tijde van het bezwaar heeft eiseres niet steeds al haar klachten goed kunnen benoemen en onderbouwen om welke reden er geen totaalbeeld is verkregen van h klachten en daarbij behorende beperkingen. Volgens eiseres is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat eiseres geruime tijd kampt met rugklachten en beenpijn met uitstraling naar de nek, schouders, armen en hoofd. In de ziekenhuisscan is mede terug te zien dat bij eiseres sprake is van een tussenwervelruimte-versmalling, aldus eiseres. Ook is eiseres niet in staat om langdurig in dezelfde houding te werken. In verband met het gebruik van sertraline moet eiseres ook beperkt worden geacht op het item ‘persoonlijk risico’. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts b&b ook onvoldoende rekening gehouden met haar psychische klachten. Zo heeft zij moeite met het vasthouden en verdelen van de aandacht en herinneren. Eiseres is nogal vergeetachtig en kan zich moeilijk concentreren. Verder is bij eiseres sprake van een depressieve stoornis en gegeneraliseerde angststoornis.
3.2
Op 19 en 29 oktober 2024 heeft eiseres aanvullend stukken ingediend. De rechtbank noemt:
  • e-mailwisseling tussen eiseres en huisartsenpraktijk Vreehof over haar verloren gegane (oude) medisch dossier;
  • uitgevoerde behandelingen bij FMT Fysiotherapie tussen 3 juli 2001 en 9 november 2001;
  • een brief van Incluzio Leiden d.d. 21 augustus 2023 met de melding dat eiseres mantelzorger is voor haar ouders voor meer dan 8 uur per week;
  • een brief van behandelend psycholoog bij PSYQ d.d. 18 juli 2024 met tussentijds bericht aan de huisarts;
  • een tussentijds verslag van Movementsolutions (fysiotherapie) d.d. 17 oktober 2024 over de behandeling van haar been- en rugklachten;
  • foto’s van de wervelkolom d.d. 8 maart 2010;
  • een foto van een positieve Covid-19 test;
  • een foto van medicijndoosjes van Sertraline;
  • een huisartsenjournaal vanaf 12 juli 2021 tot en met 24 september 2024;
  • een besluit van 25 augustus 2023 met de toekenning van een WIA uitkering per 13 maart 2023;
  • een foto van medicijndoosjes van temazepam d.d. 29 oktober 2024 en
  • een tussenmeting van 19 oktober 2024 bij PSYQ over een ADHD-traject.
4. Verweerder stelt zich - kort weergegeven - op het standpunt dat het bestreden besluit op juiste gronden is genomen. Eiseres onderbouwt niet met nieuwe medische gegevens waarom de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld.
5. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en of het standpunt van verweerder met betrekking tot de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies per de datum in geding (13 maart 2023) kan worden gevolgd. De rechtbank stelt voorop dat verweerder een besluit over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekerings-artsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Het bestreden besluit is gebaseerd op verzekeringsgeneeskundige rapportages over de belastbaarheid van eiseres per 13 maart 2023. Dat eiseres het met de conclusie daarin niet eens is, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling namelijk geen doorslaggevende betekenis toekomen. De rechtbank wil zonder meer aannemen dat eiseres al lange tijd veel klachten ervaart. Die eigen ervaring is zonder schriftelijke onderbouwing van een eigen arts echter niet niet genoeg.
6. Over de zorgvuldigheid van het onderzoek overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft eiseres gezegd dat zij niet is gezien door een verzekeringsarts. Eiseres vindt het vreemd dat de verzekeringsarts in het rapport heeft opgeschreven dat eiseres geen zieke indruk maakt er overeenkomstig de kalenderleeftijd uitziet. Volgens eiseres is deze opmerking onjuist, nu eiseres telefonisch is gezien. De rechtbank overweegt hierover dat eiseres hiermee verwijst naar een rapport van de verzekeringsarts, gedateerd 17 februari 2022. Dit rapport maakt echter geen onderdeel uit van de besluitvorming in deze beroepsprocedure. De rechtbank gaat aan de stellingen van eiseres op dit punt voorbij.
Het gaat in deze zaak om de rapporten van 13 maart 2023, 7 juli 2023 en 18 september 2023. De rechtbank constateert dat eiseres op 13 maart 2023 wel degelijk is gezien door de primaire verzekeringsarts waarbij zowel lichamelijk al psychisch onderzoek is verricht. Hij heeft het dossier met de daarin aanwezige medische informatie bestudeerd. Dit heeft geresulteerd in de FML van 13 maart 2023. Nadat eiseres aanvullende medische stukken heeft ingebracht, heeft de primaire verzekeringsarts deze bestudeerd en daarover gerapporteerd d.d. 7 juli 2023. In bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b dossierstudie verricht, kennisgenomen van de bezwaren van eiseres en medisch onderzoek verricht op 28 augustus 2023. De rechtbank is dus van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank zal hierna voor zover nodig ingaan op de stukken over de lichamelijke en psychische klachten van eiseres, zoals zij die in deze procedure en op de zitting naar voren heeft gebracht.
7.2.1
Eiseres heeft aangevoerd aan dat zij kampt met rugklachten en beenpijn met uitstraling naar de nek, schouders, armen en hoofd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b afdoende gemotiveerd waarom geen sprake is van verdergaande beperkingen wat betreft deze klachten. Zo merkt de verzekeringsarts b&b op dat deze klachten niet zijn vermeld in de door eiseres overgelegde huisartsenjournalen. De verzekeringsarts b&b heeft tevens in zijn rapport van 18 september 2023 benadrukt dat het verslag van het röntgenonderzoek uit 2010 dateert en geen afwijkingen laat zien die de belastbaarheid beperken (zie pagina 3 van het rapport). De verzekeringsarts b&b heeft verder gerapporteerd dat ook bij lichamelijk onderzoek geen afwijkingen zijn te zien. Hieraan heeft de verzekeringsarts b&b toegevoegd dat het weliswaar mogelijk is dat eiseres pijnklachten van de rug kan hebben, maar dat objectieve aanwijzingen voor beperkingen er niet zijn.
7.2.2
De door eiseres ingezonden röntgenfoto (zie 3.2) uit 2010, dus van circa dertien jaar vóór de datum in geding, leidt niet tot twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. Hetzelfde geldt voor het tussentijds verslag van Movementsolutions (fysiotherapie) d.d. 17 oktober 2024 over de behandeling van haar been- en rugklachten (zie ook 3.2), reeds omdat het hierbij niet gaat om informatie van een arts. De rechtbank merkt nog op dat dit verslag dateert van 17 oktober 2024; ruim na datum in geding.
7.3
Ter zitting heeft eiseres betoogd dat de verzekeringsarts b&b niet in het bezit is van speciale apparatuur die een nauwkeurige scan zouden kunnen maken van haar rug. Volgens eiseres zijn hierdoor haar beperkingen niet goed vastgelegd in de FML. De rechtbank volgt eiseres niet. Het is niet de taak van een verzekeringsarts om diagnostiek te verrichten. Uit het huisartsenjournaal maakt de rechtbank bovendien op dat eiseres pas op 13 mei 2024 - ruim na datum in geding en kort voor de eerste geplande zitting in deze procedure - aan haar huisarts heeft gevraagd om een MRI scan van haar rug.
7.4
De rechtbank merkt verder op dat de stukken die eiseres recent heeft ingediend, voor een groot deel stukken zijn die al bekend zijn bij de verzekeringsartsen. De verzekeringsartsen waren ook bekend met het feit dat eiseres sertraline gebruikt. De behandelingen die eiseres in 2001 - ver voor datum in geding - bij FMT Fysiotherapie heeft gevolgd, leiden niet tot twijfel aan de door de verzekeringsarts b&b voor eiseres vastgestelde beperkingen. Ook de foto van een positieve COVID-19 test van 24 september 2024, kan niet leiden tot de conclusie dat het medisch rapport van 18 september 2023 onjuist is geweest. Daarnaast kunnen externe factoren, zoals mantelzorg, niet meegewogen worden in de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
8.1
Wat betreft de psychische klachten van eiseres heeft de verzekeringsarts b&b gerapporteerd dat er geen beperkingen kunnen worden vastgesteld die afwijken van de al laag gestelde normaalwaarde voor items als vasthouden van de aandacht, verdelen van de aandacht en herinneren. De rechtbank merkt op dat beide verzekeringsartsen de psychische klachten (depressieve stoornis en gegeneraliseerde angststoornis) hebben meegewogen en dat zij onder behandeling is. De rechtbank merkt in dit kader op dat in rubriek 1 (persoonlijk functioneren) en 2 (sociaal functioneren) door de verzekeringsarts b&b beperkingen zijn aangenomen. Zo is eiseres aangewezen op werk waarbij storingen en onderbrekingen geen wezenlijk onderdeel vormen van een functie. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen hun medisch oordeel duidelijk en zonder onjuistheden gemotiveerd.
8.2
Eiseres heeft ook een brief van PsyQ d.d. 18 juli 2024 ingebracht waarin behandelend psycholoog de huisarts informeert over de behandelingen die eiseres heeft gevolgd of gaat volgen. De diagnoses en de behandelingen die in de brief van PsyQ worden genoemd zijn niet anders dan de diagnoses en de behandelingen die al eerder zijn genoemd in de brief van PsyQ van 15 mei 2023. De brief van 15 mei 2023 is meegenomen door de verzekeringsarts b&b bij zijn rapport van 18 september 2023 (zie pagina 3). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b dit afdoende duidelijk gemotiveerd.
8.3
Eiseres voert eveneens aan dat het medicijn sertraline ervoor zorgt dat zij niet mag deelnemen aan het verkeer. Hierdoor moet een beperking worden aangenomen op het persoonlijk risico. Ter zitting heeft eiseres eveneens het volgende gezegd:
“UWV geeft aan dat mijn anti depressiva niet verhoogd is. Dit klopt ook niet, zie huisartsjournaal.”
De rechtbank begrijpt hieruit dat eiseres een hogere doses sertraline (namelijk 100mg) heeft voorgeschreven gekregen. Eiseres heeft recent ook een foto van doosjes met het medicijn temazepam overgelegd.
Volgens de verzekeringsarts b&b is het gebruik van het medicijn sertraline geen aanleiding om beperkingen aan te nemen als gevolg van het medicatiegebruik. Bijwerkingen kunnen zich namelijk in de eerste fase van gewenning voordoen, maar die fase is eiseres al geruime tijd voorbij. Bij aanhoudende bijwerkingen wordt doorgaans van medicatie gewisseld, maar dat is bij eiseres niet gebeurd, aldus de verzekeringsarts b&b. Tijdens het onderzoek in de primaire en bezwaar fase, maakte eiseres voldoende alerte indruk. De hogere doses sertraline is eveneens pas op 27 mei 2024 voorgeschreven. Dit is ruim na datum in geding. De rechtbank acht deze motivering voldoende. Wat betreft de foto van de voorgeschreven temazepam, moet de rechtbank vaststellen dat eiseres op geen enkele wijze met medische verklaringen heeft onderbouwd of, en zo ja op welke manier dat medicijn ten tijde van de datum in geding invloed had op haar medische toestand. Bovendien staat op de foto een datum van 29 oktober 2024, ruim na de in deze zaak relevante datum.
8.4
De tussenmeting ADHD heeft geen betrekking op de datum in geding en is opgesteld in het kader van de behandeling van eiseres door de psycholoog. Er is geen verklaring van een arts die de betekenis van die tussenmeting in relatie brengt met de datum in geding en wat deze meting dan zou betekenen.
9. Dat een deel van het oude medisch dossier van eiseres verloren is gegaan acht de rechtbank weliswaar ongelukkig voor eiseres, maar dat betekent niet dat daarom maar beperkingen zouden moeten worden aangenomen ten tijde van de datum in geding.
10.1
Al met al heeft eiseres geen (nieuwe) medische verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat de verzekeringsarts b&b de belastbaarheid onjuist zou hebben vastgesteld.
10.2
De rechtbank twijfelt op grond van al het vorenstaande niet aan de juistheid van de medische beoordeling door verweerders verzekeringsartsen.
Arbeidsdeskundige beoordeling
11.1
Eiseres voert aan dat de voorgehouden voorbeeldfuncties de belastbaarheid te boven gaan. Vanwege het persoonlijk risico zijn de functies medewerker binderij, grafisch nabewerker en medewerker postbezorging niet geschikt. Verder is de functie medewerker postverzorging en tuinbouw niet passend omdat eiseres niet in staat is om 20kg te tillen. De motivering van de arbeidsdeskundige is ontoereikend. Uit zorgvuldigheid had op zijn minst overleg dienen plaats te vinden met de verzekeringsarts. Ook zijn de functies productiemedewerker, medewerker tuinbouw en huishoudelijk medewerker gebouwen niet passend vanwege een overschrijding op het aspect van reiken, wat blijkt uit het ziekenhuisscan. Tevens is de arbeidsdeskundige b&b uitgegaan van een onjuiste beoordelingsdatum. De functie medewerker postbezorging heeft een actualiseringsdatum die gelegen is na de ter beoordeling voorliggende datum. Eiseres verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 23 februari 2007 (ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9153).
11.2
Uit de conclusies onder punt 10.1 en 10.2 hiervoor volgt dat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de FML. Op basis van die FML zijn de functies geduid. Hierbij is dus rekening gehouden met de beperkingen die van toepassing zijn. Daarbij komt dat de signaleringen die door het CBSS zijn gepresenteerd als teken van een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid, door de arbeidsdeskundige b&b afdoende zijn voorzien van een toelichting. De rechtbank ziet, uitgaande van de juistheid van het medisch onderzoek, in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
11.3
Eiseres heeft ook aangevoerd dat bij de functie medewerker postbezorger een verkeerde actualiseringsdatum is gebruikt en dat dit is in strijd met de vaste rechtspraak van de Raad. Volgens die uitspraak van de Raad moet van een bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling betrokken functie genoegzaam vast komen te staan dat deze ten tijde van belang feitelijk op de arbeidsmarkt voorkomt. Als uitvloeisel daarvan wordt het volgens eveneens vaste rechtspraak niet aanvaardbaar geacht dat bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling functies in aanmerking worden genomen waarvan de actualisatiedatum is gelegen na de ter beoordeling voorliggende datum, omdat dan niet vastgelegd kan worden of aan voren omschreven vereist is voldaan. De arbeidsdeskundige b&b heeft in het rapport van 22 september 2023 gemotiveerd dat de functies de juiste actualiseringsdatum hebben. De rechtbank merkt in dit kader ook op dat alle door de arbeidsdeskundige b&b aangeduide functies een actualiseringsdatum hebben gelegen voor de datum in geding van 13 maart 2023. Eiseres heeft daar in beroep niets tegenin gebracht, maar enkel haar stelling nog eens herhaald. Het betoog van eiseres slaagt niet.
12. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het voorgaande met zich dat, anders dan door eisers is gesteld, de functies de belastbaarheid van eiseres, zoals neergelegd in de FML van 13 maart 2023, niet overschrijden.
Maatmanloon
13. Eiseres voert tot slot aan dat het maatmanloon onjuist, namelijk te laag, is vastgesteld. Ter zitting heeft de rechtbank gevraagd wat eiseres hiermee bedoelt. Hierop heeft eiseres gereageerd met de mededeling dat zij niet kan vaststellen wat er precies fout is gegaan, maar dat haar (voormalige) gemachtigde dit heeft aangevoerd tijdens de bezwaarprocedure. Zonder enige onderbouwing, die ontbreekt, kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat het maatmanloon te laag is vastgesteld. Het betoog slaagt niet.
Proceskostenvergoeding
14. Tevens voert eiseres aan dat ten onrechte de proceskosten in bezwaar niet zijn toegekend omdat het besluit is herzien en daarmee vast is komen te staan dat sprake is van een onrechtmatig besluit. Eiseres haar proceskosten waren namelijk € 1.452. Hierover oordeelt de rechtbank als volgt. Artikel 7:15, tweede lid van de Awb, bepaalt dat de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit (lees het primaire besluit) wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank merkt op dat primair besluit 1 niet is herroepen. De wijziging die heeft plaatsgevonden is tevens geen onderdeel geweest van de bezwaarprocedure. Eiseres heeft zelf namelijk via een klachtenprocedure aan verweerder kenbaar gemaakt dat er een fout is gemaakt bij primair besluit 1. Daarnaast heeft de gemachtigde van eiseres pas een inhoudelijk bezwaar aangevoerd
nadatde correctie had plaatsgevonden. Het toekennen van een halve punt aan proceskosten in bezwaar (€ 312,-), beschouwt de rechtbank dan ook als coulance van verweerder. Voor een hogere vergoeding bestaat geen aanleiding, ook al omdat geen sprake kan zijn van volledige vergoeding van proceskosten, maar van een forfaitair systeem van vergoedingen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een vergoeding van de proceskosten in beroep of het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.