In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F.W. Verweij, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 22 augustus 2024 was afgewezen. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 december 2024, waar ook een tolk aanwezig was, is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in de bodemzaak (zaaknummer NL24.34001), waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek dan ook afgewezen. Echter, de minister is wel veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,00, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 december 2024.