ECLI:NL:RBDHA:2024:21544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
NL24.26370 en NL24.26371
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn voor een moeder en haar minderjarige kind met meerdere nationaliteiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eisers, een moeder en haar minderjarige kind, beoordeeld tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie dat zij geen verblijfsrecht in Nederland hebben op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming. De rechtbank behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening en de argumenten van eisers, die stellen dat zij recht hebben op tijdelijke bescherming vanwege hun Spaanse nationaliteit en de situatie in Spanje. De rechtbank concludeert dat eisers als EU-burgers in Spanje kunnen verblijven en daar toegang hebben tot collectieve voorzieningen, waardoor zij niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden heeft besloten dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming en dat er geen belangenafweging nodig was in het kader van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.26370 en NL24.26371

uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak van

[eiseres], V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres/verzoekster, hierna: eiseres,
en haar minderjarige kind
[eiser], V-nummer: [v-nummer 2] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,
tezamen aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de vaststelling van verweerder dat zij geen verblijfsrecht in Nederland hebben op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming [1] (de Richtlijn) en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers.
1.1.
Met de besluiten van 18 augustus 2023 en 22 augustus 2023 heeft verweerder medegedeeld dat eisers niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn. Met het bestreden besluit van 3 juni 2024 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de primaire besluiten gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eisers, N. Epstein als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1979 en heeft de Russische en Spaanse nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedatum 2] 2009 en heeft de Oekraïense, Russische en Spaanse nationaliteit. Op 18 augustus 2023 en 22 augustus 2023 hebben eisers kenbaar gemaakt aanspraak te willen maken op de tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn.
2.1.
Verweerder heeft aan eisers medegedeeld dat zij geen aanspraak kunnen maken op tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn. Eisers hebben de Spaanse nationaliteit en zijn dus EU-burger. Vanwege hun Spaanse nationaliteit kunnen eisers in Spanje verblijven en hebben zij daar toegang tot de collectieve voorzieningen. Eisers komen vanwege hun Unieburgerschap niet in aanmerking voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren – kort samengevat – het volgende aan. De dochter en moeder van eiseres genieten bescherming onder de Richtlijn. Eiseres stelt dat zij als familielid recht heeft op aanspraak op de tijdelijke bescherming uit de Richtlijn en verwijst hiervoor naar artikel 3.1a, eerste lid, aanhef en onder b tot en met d van het Vreemdelingenbesluit 2000 dat van toepassing is gesteld in artikel 3.9a, eerste lid, onder a tot en met c en tweede lid van het Voorschrift Vreemdelingen. Verweerder heeft miskend dat als eisers worden achtergelaten in Spanje en daardoor worden gescheiden van haar dochter en moeder, dit zal leiden tot een schrijnende situatie. Daarnaast heeft eiseres door haar ziekte niet meer kunnen werken, waardoor zij niet meer voldoet aan de vereisten voor verblijf in een lidstaat als Unieburger. Eiseres is zodoende exclusief afhankelijk geraakt van de tijdelijke bescherming uit de Richtlijn. Ten slotte voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM [2] .
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Eiseres heeft verzocht alles wat tot nu toe in de procedure is ingebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eerder in de procedure is aangedragen kan de rechtbank niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om het besluit te vernietigen en gaat hierna in op de in beroep aangevoerde gronden.
Vallen eisers onder de Richtlijn?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn en overweegt hiertoe als volgt.
5.1.
Eiseres heeft naast de Russische nationaliteit ook de Spaanse nationaliteit. Eiser heeft drie nationaliteiten, namelijk de Oekraïense, Russische en Spaanse. Eisers zijn Unieburger en vallen daarom niet onder de reikwijdte van de Richtlijn. Dat de dochter en moeder van eiseres wel bescherming op grond van de Richtlijn hebben gekregen, kan hier niet aan afdoen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij afhankelijk is van haar dochter en haar moeder. Eiseres heeft in de beroepsgronden immers zelf aangegeven niet afhankelijk te zijn van haar dochter en moeder, maar dat haar moeder en dochter afhankelijk van haar zouden zijn. Eiseres heeft dit overigens niet met stukken onderbouwd. Alleen al gelet hierop, voldoet eiseres niet aan de voorwaarden uit de bepaling [3] .
5.2.
Verweerder heeft daarbij betrokken dat eisers als Unieburger onder gunstigere voorwaarden in een van de lidstaten kunnen verblijven. Eisers kunnen zonder een beroep op de Richtlijn rechtmatig verblijven in de Europese Unie. Eisers kunnen in Spanje wonen en werken en gebruikmaken van de collectieve voorzieningen. Dat de banden van eiseres met Spanje beperkt zijn, doen daar niet aan af. Niet valt in te zien dat eiseres zich niet in Spanje kan vestigen met haar kinderen en haar moeder.
5.3.
Ten overvloede heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de moeder van eiseres en haar dochter een beroep kunnen doen op punt 16 van de preambule van het Uitvoeringsbesluit. [4] Hieruit volgt dat als Nederland al tijdelijke bescherming heeft verleend maar de vreemdeling besluit zich toch in een ander EU-land te vestigen, niet aan betrokkene wordt tegengeworpen dat zij terug moet keren naar het land waar eerder aan haar tijdelijke bescherming is verleend. Voor het gezin van eiseres betekent dit dat de autoriteiten in Spanje, volgens de Richtlijn, de tijdelijke bescherming in Nederland niet zullen tegenwerpen.
5.4.
Anders dan eiseres stelt, is niet gebleken dat zij exclusief afhankelijk is van het recht op tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn en ook niet gebleken is dat het voor haar onevenredig bezwarend is om naar Spanje te gaan. Verweerder heeft op goede gronden kunnen concluderen dat eiseres niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming in de zin van de Richtlijn. Van onzorgvuldigheid of strijd met het EVRM, de Algemene wet bestuursrecht, Richtlijn 2001/55/EG en de beginselen van behoorlijk bestuur is het de rechtbank gelet op het voorgaande niet gebleken.
Had verweerder een belangenafweging moeten maken in het kader van artikel 8 van het EVRM?
6. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM niet slaagt. Niet is gebleken dat verweerder in het geval van Unieburgers een verplichting heeft om in het kader van de Richtlijn te toetsen aan artikel 8 van het EVRM. Bovendien is de bescherming van het gezinsleven al geïncorporeerd in de tijdelijk bescherming, omdat gezinsleden een van de doelgroepen zijn in het Uitvoeringsbesluit. [5] Verweerder heeft ter zitting bovendien toegelicht dat een beroep op artikel 8 EVRM ambtshalve wordt beoordeeld in de asielprocedure – maar dat eiseres deze asielprocedure niet heeft doorgezet – en dat het eiseres vrijstaat om een beroep op artikel 8 van het EVRM door middel van een reguliere aanvraag te laten toetsen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden heeft medegedeeld dat eisers niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn.
8. Nu er uitspraak is gedaan op het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. [6]
9. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001, betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Artikel 3.1a lid 1 onder d van het Vreemdelingenbesluit 2000.
4.Volgens punt 16 van de preambule van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
5.Volgens het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
6.Op grond van artikel 8:81 van de Awb en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.