ECLI:NL:RBDHA:2024:21538

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24-19041
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die ertoe strekt het beroep in Nederland te mogen afwachten. De minister heeft met het primaire besluit van 4 januari 2024 vastgesteld dat verzoeker geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland op grond van het Unierecht. Dit besluit is bevestigd in het bestreden besluit van 7 juni 2024, waartegen verzoeker beroep heeft ingesteld. De zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2024, waarbij mr. J.S. Dobosz als waarnemer van de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Dit besluit is genomen in het licht van een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer AWB 24/19040, waarin het beroep van verzoeker ongegrond is verklaard. Aangezien het beroep ongegrond is verklaard, is er geen noodzaak voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar uitgesproken op 5 november 2024. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/10941

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 november 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. P.M. Langereis),
en
de Minister van Asiel en Migratie,
voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,de minister,
(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker die ertoe strekt het beroep in Nederland te mogen afwachten.
1.1.
De minister heeft met het primaire besluit van 4 januari 2024 vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland op grond van het Unierecht. Met het bestreden besluit van 7 juni 2024 op het bezwaar van verzoeker is de minister bij dit besluit gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J.S. Dobosz als waarnemer van de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB 24/19040, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep en het beroep ongegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.