In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen de verleende omgevingsvergunningen voor de bouw van dakopbouwen op woningen in een woningbouwensemble te Leiden. De vergunningen zijn verleend door het college van burgemeester en wethouders op 10 december 2021, en de bezwaren van eisers zijn op 1 juni 2022 afgewezen. Eisers, die zelf in de nabijheid wonen, zijn van mening dat de dakopbouwen onaanvaardbare schaduwhinder en vermindering van privacy veroorzaken. De rechtbank heeft de beroepen op 18 oktober 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigden, evenals de gemachtigden van het college en de vergunninghouders aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eisers niet slagen. De rechtbank stelt vast dat de dakopbouwen voldoen aan de redelijke eisen van welstand en dat de schaduwhinder niet onaanvaardbaar is, omdat de dakopbouwen vergeleken moeten worden met wat maximaal mogelijk is volgens het bestemmingsplan. De rechtbank wijst erop dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vergunningen te verlenen, ondanks eerdere afwijzingen van vergelijkbare aanvragen in 2008. De rechtbank concludeert dat de vergunningen zijn verleend in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en dat de belangen van de eisers niet zwaarder wegen dan de belangen van de vergunninghouders.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf en is openbaar uitgesproken op 1 november 2024.