Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarig kind]
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiseres, die behoort tot de Igbo bevolkingsgroep, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 3 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 16 augustus 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 5 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiseres als de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van het bestreden besluit beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Eiseres stelt dat zij vanwege haar etniciteit en de achtergrond van haar familie risico loopt op vervolging in Nigeria. De rechtbank concludeert echter dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen persoonlijke problemen heeft ondervonden en dat er geen bewijs is dat zij te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank wijst erop dat eiseres tussen 2007 en 2018 geen problemen heeft ervaren en dat haar asielrelaas niet voldoende aanknopingspunten biedt voor het aannemen van een risico op vervolging.
De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres niet blootstaat aan vervolging en dat haar asielaanvraag ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is op 9 december 2024 openbaar gemaakt. Eiseres krijgt geen verblijfsvergunning en ook geen vergoeding van proceskosten.