ECLI:NL:RBDHA:2024:21520
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
Op 17 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de verzoeker, de minister van Asiel en Migratie, en verweerder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag die door de minister op 23 september 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak wordt verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank op 17 december 2024, zaaknummer NL24.37503, waarin het beroep van de verzoeker is behandeld. Gezien deze eerdere uitspraak wordt het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.