ECLI:NL:RBDHA:2024:21515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
NL24.32196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep inzake mvv-aanvraag

In deze zaak heeft verzoekster op 15 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 27 december 2023. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 2 september 2024 de Nederlandse ambassade in Ankara gemachtigd om aan verzoekster een mvv te verlenen. Na deze ontwikkeling heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten door de verweerder.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist, is het verzoek van verzoekster kennelijk gegrond. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187 te vergoeden. De beslissing is genomen op 17 december 2024 door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32196

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V-nummer] ,
mede ten behoeve van haar kinderen:
[kind 1],
[kind 2],
[kind 3]en
[kind 4],
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 15 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een mvv [1] van 27 december 2023.
Bij besluit van 2 september 2024 heeft verweerder de Nederlandse ambassade in Ankara gemachtigd om aan verzoekster een mvv te verlenen.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en
8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [3] Als een beroep wordt ingetrokken,
omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is
tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij
afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van
de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van
verzoekster heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig
beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster
tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt
verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank
op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875
met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van
toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
4. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van
de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187 te vergoeden.
Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van
geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin
u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit
verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet
deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten,
kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.