Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster] , verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster op 18 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 29 maart 2024. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 19 juli 2024 de Nederlandse ambassade in Istanbul gemachtigd om aan verzoekster een mvv te verlenen. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist, wordt het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank wijst erop dat, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank stelt de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50. Dit bedrag is gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor van 0,5, waarbij de rechtbank van oordeel is dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is. Daarnaast is de rechtbank van mening dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187 te vergoeden. De rechtbank heeft de beslissing op 17 december 2024 genomen en openbaar gemaakt.