Uitspraak
1.[naam 1] ,
[naam 2],
1.[naam 3] ,
[naam 4],
[bedrijfsnaam 1] B.V.,
[bedrijfsnaam 2] B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
De tussen beide partijen overeengekomen totale koopsom in de offerte staat vast na ondertekening, met uitzondering van wijzigingen in het BTW-tarief, loon- en materiaalkostenstijgingen tijdens de bouw worden dus niet doorberekend.”
Bouwstop officieel ingegaan per 1 november € 500 per week boete (algemene voorwaarde’ en de mededeling dat de bouwstop eraf gaat als de facturen van 20 en 30 oktober 2023 betaald zijn. Bij e-mailbericht van 7 november 2023 heeft een incassobureau namens [bedrijfsnaam 3] aan [naam 1] c.s. geschreven dat [bedrijfsnaam 3] de hiervoor genoemde facturen uit handen heeft gegeven aan haar. Het incassobureau heeft [naam 1] c.s. gesommeerd het totaalbedrag van de facturen, verhoogd met wettelijke rente en incassokosten (een totaalbedrag van € 76.391,01) per omgaande te voldoen, bij gebreke waarvan [naam 1] c.s. zal worden gedagvaard.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Volgens tekening architect. Ontbrekende/ correctie architect tekeningen naar uitvoerende fase + constructie berekening staal/ vloeren richtprijs’. [naam 3] c.s. heeft over de constructietekeningen van Boersma betoogd dat ze zijn opgesteld na de tweede offerte en uitgingen van een zwaardere staalconstructie dan waar de offertes van [bedrijfsnaam 3] in voorzagen. Uit die tekeningen volgt ook dat ze dateren van na de eerste en tweede offerte van [bedrijfsnaam 3] . Verder betoogt [naam 3] dat op die zwaardere staalconstructie ook zijn meerwerkfactuur van 30 oktober 2023 (van € 59.774,00) zag. [naam 3] heeft ter zitting verklaard dat hij deze kosten niet in zijn begroting had verwerkt en dat hij deze kosten gemaakt zou hebben als het werk uitgevoerd zou worden zoals in de offerte van All-in-Concretework is weergegeven. [naam 1] c.s. heeft dit alles niet voldoende weersproken. De rechtbank houdt het er daarom voor dat de uitvoering van de zwaardere staalconstructie niet inbegrepen was in de prijs van de eerste en tweede offerte van [bedrijfsnaam 3] , dat deze wel is in begrepen in de offerte van All-in-Concretework en dat de prijs voor het meerwerk voor de zwaardere staalconstructie neerkomt op de meerwerkfactuur van 30 oktober 2023. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de totale prijs waarvoor [bedrijfsnaam 3] het werk had kunnen uitvoeren € 810.704,00 (€ 735.930,00 + € 15.000 + € 59.774,00) bedraagt. [naam 1] c.s. heeft gemotiveerd gesteld dat de kosten om dit werk alsnog uit te laten voeren € 800.700,00 bedragen. Daarbij komt een bedrag van € 19.965,00. Dat bedrag is door All-in Concretework genoemd in een e-mailbericht van 1 februari 2024. Uit dat bericht blijkt dat de peilhoogte en de bovenkant van de fundering niet overeenkomen met de tekening. Deze herstelkosten waren nog niet meegenomen in de offerte van 10 januari 2024. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat de totale kosten om het werk alsnog uitgevoerd te krijgen € 820.665,00 bedragen. Dit is € 9.961,00 hoger dan de prijs waarvoor [bedrijfsnaam 3] het werk uit had kunnen voeren. De rechtbank wijst de vordering van [naam 1] c.s. toe tot dit bedrag.