ECLI:NL:RBDHA:2024:21510
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door verzoekers die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 11 oktober 2019, waarna verzoekers op 15 oktober 2019 een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar van verzoekers tegen de afwijzing van hun aanvraag ongegrond werd verklaard, dateert van 13 oktober 2020. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak, zaaknummer AWB 20/7738, het beroep van verzoekers gegrond verklaard. Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. De voorzieningenrechter heeft echter verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, die zijn vastgesteld op € 875 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.