ECLI:NL:RBDHA:2024:21504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
C/09/670290 / KG ZA 24-713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van financiële administratie door franchisegever afgewezen

In deze zaak heeft Onze Klusvrouw B.V. een kort geding aangespannen tegen een voormalige franchisenemer, [gedaagde], met als doel de afgifte van de volledige financiële administratie over de jaren 2021 en 2022. De vordering is gebaseerd op een franchiseovereenkomst die partijen in 2021 hebben gesloten. De rechtbank heeft op 17 september 2024 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Onze Klusvrouw onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] relevante stukken heeft achtergehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] op 14 maart en 28 mei 2024 administratieve bescheiden heeft verstrekt, waaronder een financieel jaarverslag en facturen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat [gedaagde] meer omzet heeft gemaakt dan in de overgelegde stukken blijkt. De vordering tot overlegging van de financiële administratie over 2022 is afgewezen, evenals de vordering tot verstrekking van inkoop- en verkoopfacturen over 2021, omdat deze verplichting niet voortvloeit uit de franchiseovereenkomst. De rechtbank heeft Onze Klusvrouw in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.605,00.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/670290 / KG ZA 24-713
Vonnis in kort geding van 17 september 2024
in de zaak van
ONZE KLUSVROUW B.V.te Zoetermeer,
eisende partij,
hierna te noemen: Onze Klusvrouw,
advocaten: mr. T. Meijer te Rotterdam en mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen
[gedaagde]wonende op een geheim adres,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J. de Rond te Bergen op Zoom.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 augustus van 2024, met producties en aanvullende producties;
- de producties van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2024. De advocaat van [gedaagde] heeft ter zitting het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Deze spreekaantekeningen zijn in het dossier gevoegd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Onze Klusvrouw exploiteert een franchiseformule, die zich specifiek richt op het verrichten van kluswerk door vrouwen.
2.2.
[gedaagde] (mede handelende onder de naam [handelsnaam] ) drijft een eenmanszaak waarbij zij zich presenteert als “De klusvrouw in [plaatsnaam] en omgeving voor alle kleine en middelgrote klussen”.
2.3.
Partijen hebben op 21 augustus 2021 een franchiseovereenkomst (hierna: de Franchiseovereenkomst) gesloten op grond waarvan [gedaagde] het recht had om het beeldmerk en de handelsnaam van Onze Klusvrouw te gebruiken bij het uitvoeren van haar bedrijf in de regio van haar woonplaats. De overeengekomen franchisefee bedroeg 6% (exclusief BTW) van de jaarlijkse bruto omzet van [gedaagde] . Daarnaast is overeengekomen dat [gedaagde] € 50,00 per maand betaalt voor ICT-ondersteuning en websitebeheer.
2.4.
In artikel 16 lid 4 van de Franchiseovereenkomst is met betrekking tot de gevolgen van de beëindiging van de franchiseovereenkomst het volgende opgenomen:

Na beëindiging van de Franchiseovereenkomst (...) geven Franchisegever en Franchisenemer, indien nodig, zo spoedig mogelijk elkaar de volledige en correcte gegevens om over en weer, naar rato jaaromzet, te kunnen afrekenen.
2.5.
Onze Klusvrouw heeft voor haar boekhouding kantoor Apert ingeschakeld. De franchisenemers van Onze Klusvrouw zijn ook aangesloten bij Apert. Aan de hand van de boekhouding van de franchisenemers berekent Apert de door de franchisenemers aan Onze Klusvrouw verschuldigde franchisefee, die vervolgens door Onze Klusvrouw aan de franchisenemers wordt gefactureerd.
2.6.
Over 2021 heeft [gedaagde] aan Onze Klusvrouw een franchisefee van € 516,46 betaald.
2.7.
In maart 2022 is [gedaagde] gestopt als franchisenemer van De Klusvrouw. [gedaagde] heeft een door haar aangenomen opdracht van twee klanten niet afgemaakt (hierna: de niet afgemaakte klus).
2.8.
In juni 2023 heeft Onze Klusvrouw bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen [gedaagde] . In de bodemprocedure vorderde Onze Klusvrouw afgifte van administratie op grond van artikel 16 lid 4 van de Franchiseovereenkomst, informatie met betrekking tot de niet-afgemaakte klus, en een verbod op het gebruik van het beeldmerk en handelsnaam (gelijkend op dat) van Onze Klusvrouw. In deze zaak is op 5 maart 2024 een mondelinge behandeling gehouden.
2.9.
Bij e-mailbericht van 14 maart 2024 heeft [gedaagde] informatie verstrekt aan Onze Klusvrouw. Dit betreft onder meer een balans, en een winst- en verliesrekening over 2022, facturen met betrekking tot de niet afgemaakte klus en haar aangifte inkomstenbelasting.
2.10.
Bij vonnis van 17 april 2024 (hierna: het vonnis) heeft de rechtbank het verbod op het gebruik van het beeldmerk en de handelsnaam van Onze Klusvrouw afgewezen. Toegewezen is een gebod tot het verstrekken van het financieel verslag over 2022 met betrekking tot de werkzaamheden van [gedaagde] als Onze Klusvrouw en de financiële stukken met betrekking tot de klus bij de klanten. In het vonnis is hierover – voor zover nu van belang – het volgende overwogen:

4.6. Partijen hebben besproken dat zij onderling zouden regelen dat de stukken inzake het financieel verslag over 2022 en de stukken inzake de klus voor de klanten aan Onze Klusvrouw ter beschikking worden gesteld. Partijen hebben de rechtbank op dit punt na de zitting niet geïnformeerd, reden waarom de rechtbank in het dictum zal bepalen dat [gedaagde] de stukken aan Onze Klusvrouw moet overleggen. Zij heeft dit immers toegezegd en op grond van artikel 16 lid 4 van de franchiseovereenkomst rust op haar de contractuele verplichting dit te doen.”
2.11.
Bij brief van 8 mei 2024 heeft de advocaat van Onze Klusvrouw [gedaagde] gesommeerd om haar volledige financiële administratie over 2021 en 2022 te overleggen. In deze brief heeft de advocaat zich op het standpunt gesteld dat de door [gedaagde] aangeleverde gegevens vragen oproepen en dat Onze Klusvrouw de juistheid van de verstrekte gegevens alleen kan controleren indien zij de beschikking krijgt over de volledige financiële administratie van [gedaagde] .
2.12.
Bij e-mailbericht van 28 mei 2024 heeft de advocaat van [gedaagde] administratie, inclusief inkoopbonnen en facturen, en een (door een boekhouder opgemaakte) jaarrekening over 2022 verzonden aan de advocaat van Onze Klusvrouw.
2.13.
Op 17 juli 2024 heeft Onze Klusvrouw tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
Onze Klusvrouw vordert – samengevat – [gedaagde] te veroordelen de volledige financiële administratie, met inbegrip van de benodigde informatie van Apert, alsmede alle inkoop- en verkoopfacturen over 2021 en 2022 te verstrekken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Onze Klusvrouw legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Op grond van het vonnis en artikel 16 lid 4 van de Franchiseovereenkomst is [gedaagde] verplicht informatie te verschaffen die nodig is om de door haar verschuldigde franchisefee over 2022 definitief vast te kunnen stellen. [gedaagde] is die verplichting niet naar behoren nagekomen, zodat niet op de juiste wijze kan worden afgerekend.
Uit wat Onze Klusvrouw wel heeft ontvangen leidt zij af dat [gedaagde] omzet buiten het zicht van Onze Klusvrouw heeft gehouden. Daarom heeft Onze Klusvrouw recht op en een belang bij afgifte van de volledige financiële administratie van [gedaagde] , met inbegrip van de benodigde informatie van Apert en alle inkoop- en verkoopfacturen over 2021 en 2022, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Aangezien Onze Klusvrouw al ruim twee jaar tot een afrekening probeert te komen en zij verdere vertraging wenst te voorkomen – ook omdat het mogelijk steeds moeilijker wordt om de gevorderde stukken boven water te krijgen – heeft zij bij haar vordering een spoedeisend belang.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Onze Klusvrouw, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Onze Klusvrouw, met veroordeling van Onze Klusvrouw in de reële kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van het vonnis is [gedaagde] verplicht om het financieel verslag over 2022 en de financiële stukken met betrekking tot de niet afgemaakte klus aan Onze Klusvrouw te verstrekken. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] hieraan heeft voldaan en of [gedaagde] nog andere administratieve bescheiden dient te verstrekken over 2021 en 2022. Daartoe heeft Onze Klusvrouw een beroep gedaan op artikel 16 lid 4 van de Franchiseovereenkomst.
4.2.
[gedaagde] heeft in de eerste plaats verweer gevoerd tegen het door Onze Klusvrouw gestelde spoedeisend belang. Dit verweer komt, voor zover nodig, in de inhoudelijke beoordeling aan de orde.
Gegevens over 2022
4.3.
Tussen partijen staat vast dat hun samenwerking in maart 2022 is beëindigd en dat er tot en met die maand moet worden afgerekend. Op grond van artikel 16 lid 4 van de Franchiseovereenkomst zijn partijen bij beëindiging van de overeenkomst over en weer verplicht om volledige en correcte gegevens aan te leveren die nodig zijn om naar rato van de jaaromzet te kunnen afrekenen. Het gaat daarbij om gegevens aan de hand waarvan de verschuldigde franchisefee kan worden berekend. Aangezien de bepaling betrekking heeft op het einde van de franchiseovereenkomst, ziet deze verplichting enkel op het boekjaar 2022, dus de maanden januari tot en met maart 2022, en alleen op de werkzaamheden voor Onze Klusvrouw. Dit staat tussen partijen niet (langer) ter discussie.
4.4.
Op 14 maart en 28 mei 2024 heeft [gedaagde] administratieve bescheiden verstrekt aan Onze Klusvrouw. Dit betreft onder meer een financieel jaarverslag en aan- en verkoopfacturen. [gedaagde] heeft gesteld dat dit de gehele administratie over de relevante periode betreft, en daarmee ook de financiële stukken met betrekking tot de niet afgemaakte klus. Onze Klusvrouw heeft in deze procedure naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] stukken heeft achtergehouden en er relevante informatie ontbreekt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
De Klusvrouw heeft aangevoerd dat de administratie niet is opgemaakt in/met het softwaresysteem (Exact) van Apert en dat zij alle onderliggende aankoop- en verkoopbonnen nodig heeft om te controleren of het verslag klopt, omdat zij vermoedt dat [gedaagde] meer omzet heeft gemaakt en dat niet goed in de administratie is verwerkt. De Klusvrouw is echter niet ingegaan op de stukken die [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld en die zij in deze procedure heeft overgelegd. Zo is niet verder toegelicht en onderbouwd dat de facturen niet aansluiten bij de (door een andere boekhouder opgemaakte) jaarrekening en dat er gegevens of bonnen ontbreken. Ook de door Onze Klusvrouw verlangde aankoopbon van tegels lijkt zich bij de overgelegde stukken te bevinden.
Er zijn geen concrete aanwijzingen dat [gedaagde] als klusvrouw meer omzet heeft gemaakt dan uit de facturen en de jaarrekening volgt, laat staan dat er aanwijzingen zijn dat van die extra omzet administratieve bescheiden bestaan. De door Onze Klusvrouw opgeworpen fiscale vragen en haar twijfels over de factuurnummers en de verantwoording van de maandelijkse bijdrage van € 50,00 geven ook geen aanwijzing voor het bestaan van meer of andere stukken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is [gedaagde] daarom noch op grond van het vonnis noch op grond van artikel 16 lid 4 van de Franchiseovereenkomst verplicht om meer financiële bescheiden te verstrekken dan zij tot op heden heeft gedaan. Dit betekent dat de vordering tot overlegging van de financiële administratie over 2022 moet worden afgewezen.
Gegevens over 2021
4.6.
Voor toewijzing van de vordering tot het verstrekken van inkoop- en verkoopfacturen over 2021 bestaat geen grond. Deze verplichting volgt niet uit het vonnis en ook niet uit artikel 16 lid 4 van de Franchiseovereenkomst. Die bepaling ziet immers alleen op het jaar waarin de samenwerking van partijen wordt beëindigd. Dit betekent dat ook dat deel van de vordering wordt afgewezen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat [gedaagde] over 2021 de door Apert op grond van haar gegevens berekende franchisefee aan De Klusvrouw heeft betaald.
4.7.
De slotsom is dat de vordering van Onze Klusvrouw wordt afgewezen. Onze Klusvrouw is daarmee in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
Proceskosten
4.8.
Bij de begroting van de proceskosten worden zoals gebruikelijk de forfaitaire tarieven gehanteerd voor de kosten van rechtsbijstand. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding om – zoals door [gedaagde] gevorderd – uit te gaan van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Daarvoor is vereist dat sprake is van onrechtmatig handelen en/of misbruik van procesrecht in de zin van Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360 en dat is in deze zaak niet aan de orde. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende aannemelijk dat het aanhangig maken van dit kort geding gelet op de evidente ongegrondheid van de vordering in verband met de betrokken belangen van [gedaagde] achterwege had moeten blijven. Daarbij is van belang dat duidelijk was dat Onze Klusvrouw het door een andere boekhouder aangeleverde overzicht wilde controleren aan de hand van de bij Apert beschikbare informatie. Vervolgens heeft [gedaagde] weliswaar aan Onze Klusvrouw de suggestie gedaan om zelf die informatie bij Apert op te vragen, maar [gedaagde] heeft hiervoor niet eerder expliciet toestemming gegeven. Dat is pas tijdens de mondelinge behandeling gebeurd.
4.9.
De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.605,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Onze Klusvrouw in de proceskosten van € 1.605,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Onze Klusvrouw niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.
WJ