ECLI:NL:RBDHA:2024:21497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
C/09/676642 / FA RK 24-8651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakanties en kinderalimentatie in een ouderschapskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2024 een beschikking gegeven in een ouderschapskwestie tussen de vader en de moeder van de minderjarige [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2019. De vader verzocht om vervangende toestemming voor vakanties met de minderjarige naar Colombia, Oostenrijk en Frankrijk, en om voorlopige kinderalimentatie van € 100,- per maand. De moeder voerde verweer en had zorgen over de veiligheid van de reis naar Colombia, evenals over de financiële situatie van de vader. De rechtbank heeft de vader toestemming verleend voor de reis naar Frankrijk in de zomervakantie van 2025, maar heeft het verzoek voor de reis naar Colombia afgewezen vanwege onvoldoende informatie over de veiligheid en de reisdetails. De rechtbank heeft ook de verwijzing naar mediation besproken, waar beide ouders mee instemden, om een ouderschapsplan op te stellen. De voorlopige kinderalimentatie werd afgewezen omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-8651
Zaaknummer: C/09/676642
Datum beschikking: 17 december 2024

Vervangende toestemming vakanties en kinderalimentatie

Beschikking op het op 3 december 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Nentjes te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.A.G. Balkenende te Katwijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen op 12 december 2024.
Op 16 december 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats 1] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige 1] uit, ingevolge een aantekening in het gezagsregister van 11 februari 2019.
  • [de minderjarige 1] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 27 oktober 2021 is, conform de overeenstemming van de ouders, bepaald dat [de minderjarige 1] bij de vader zal zijn: om het weekend van vrijdagmiddag uit de kinderopvang tot zaterdagmiddag tussen 17.00 uur en 18.00 uur en in overleg ook buiten deze tijden.
  • De vader is ook de vader van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2009 te [geboorteplaats 2] ;
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2012 te [geboorteplaats 2] ;
  • [de minderjarige 4] , geboren [geboortedatum 3] 2012 te [geboorteplaats 2] .
  • De moeder is ook de moeder van de volgende, deels nu nog minderjarige, kinderen:
  • [de minderjarige 5] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats 3] ;
  • [de minderjarige 6] , geboren op [geboortedatum 4] 2007 te [geboorteplaats 3] ;
  • [de minderjarige 7] , geboren op [geboortedatum 5] 2011 te [geboorteplaats 4] .
  • Tussen partijen is een door de moeder aanhangig gemaakte alimentatieprocedure aanhangig bij deze rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/09/675485 / FA RK 24-8076.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt:
  • aan de vader toestemming te verlenen, die de toestemming van de moeder vervangt, voor het maken van de geplande vliegreis naar Colombia in de kerstvakantie, zodat de vader samen met [de minderjarige 1] van 20 december 2024 (uit school) tot en met 4 januari 2025 naar Colombia kan afreizen;
  • aan de vader toestemming te verlenen, die de toestemming van de moeder vervangt, voor het maken van de geplande (wintersport)reis naar Oostenrijk in de voorjaarsvakantie, zodat de vader met [de minderjarige 1] van 21 februari (uit school) tot en met 2 maart 2025 naar Oostenrijk kan afreizen;
  • aan de vader toestemming te verlenen, die de toestemming van de moeder vervangt, voor het maken van de geplande vakantiereis naar Frankrijk in de zomervakantie, zodat de vader samen met [de minderjarige 1] van 19 juli tot en met 12 augustus 2025 naar Frankrijk kan afreizen;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
Tevens heeft de moeder zelfstandig verzocht:
- de vader te veroordelen om aan de moeder met ingang van 1 september 2024 te betalen als voorlopige kinderalimentatie van [de minderjarige 1] een bedrag van € 100,- per maand en te bepalen dat de door de vader ten deze te betalen bedragen worden verrekend met de bedragen die de vader volgens de beschikking in de lopende procedure moet betalen;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Vervangende toestemming vakanties
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hierover op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank stelt het volgende voorop. [de minderjarige 1] verblijft feitelijk bij de vader om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot maandag naar school. Afgelopen zomervakantie is [de minderjarige 1] voor het eerst met de vader op vakantie geweest. Dat was in de laatste drie weken van de zomervakantie. In de eerste drie weken was [de minderjarige 1] bij de moeder. Vanaf augustus dit jaar hebben partijen geprobeerd afspraken te maken over de zorgverdeling in de vakanties. Volgens partijen zijn daar verschillende e-mails over gewisseld. Partijen twisten over de vraag of er al een definitieve verdeling was overeengekomen en zo ja, welke. De rechtbank heeft geen volledig inzicht gekregen in de berichten die volgens partijen zouden zijn uitgewisseld en waaruit een en ander zou blijken. Nu de lezing van partijen daarover verschilt, kan de rechtbank niet vaststellen wat de precieze afspraak is over de verdeling van de vakanties. Wel is gebleken dat [de minderjarige 1] afgelopen herfstvakantie met de vader mee is geweest op vakantie naar Turkije.
Voorjaarsvakantie 2025
De moeder heeft op de zitting aangegeven dat zij ermee instemt dat [de minderjarige 1] met de vader mee gaat op wintersport naar Oostenrijk in de voorjaarsvakantie van 21 februari tot en met 2 maart 2025. Zij heeft op de zitting toegezegd haar handtekening te zullen zetten onder een door de vader volledig in te vullen toestemmingsformulier. Gelet daarop heeft de vader zijn verzoek op dit punt ingetrokken. De rechtbank hoeft hierover geen beslissing meer te nemen.
Kerstvakantie 2024: reis naar Colombia
De vader wil met al zijn vier kinderen in de kerstvakantie afreizen naar zijn geboorteland Colombia om daar twee weken door te brengen bij familie. Dit is waarschijnlijk de eerste en, gelet op haar gezondheidstoestand, enige mogelijkheid voor [de minderjarige 1] om zijn 97-jarige overgrootmoeder nog te leren kennen. De vader zou het verschrikkelijk vinden als [de minderjarige 1] als enige van zijn vier kinderen niet mee kan op deze reis. De vader is geadopteerd vanuit Colombia en heeft via het tv-programma Spoorloos zijn familie in Colombia teruggevonden en inmiddels een aantal keren ontmoet. Zijn biologische ouders zijn niet meer in leven of onvindbaar, waardoor zijn grootmoeder in genetisch opzicht nu nog het dichtste bij hem staat. Het is voor de vader belangrijk dat [de minderjarige 1] zijn genetische overgrootmoeder nog kan ontmoeten. Op de zitting heeft de vader aangegeven dat de reis op 5 december 2024 – ook voor [de minderjarige 1] – al is geboekt vanwege de oplopende vliegticketprijzen. Het plan is om in (de buurt van) Bogota in een
fincavan de familie te verblijven.
De moeder stelt dat was afgesproken dat [de minderjarige 1] in de eerste week van de kerstvakantie bij de vader zou zijn en in de tweede week bij de moeder. De moeder heeft die week vrij genomen om met [de minderjarige 1] te zijn. Zij wil niet dat zij [de minderjarige 1] in de kerstvakantie twee weken moet missen. De moeder geeft verder aan dat zij bezwaar heeft tegen de bestemming Colombia. Zij heeft geen concrete informatie van de vader ontvangen over de plaats van bestemming en grote delen van Colombia hebben een rood of oranje reisadvies waardoor zij Colombia niet veilig acht. Ook heeft zij geen informatie over de vluchten en waar zij vader kan bereiken in geval van nood. Toen de vader met [de minderjarige 1] in Turkije was, heeft zij ondanks haar verzoek om haar bijvoorbeeld te laten weten dat zij goed waren aangekomen, niets van de man vernomen. De moeder maakt zich bovendien zorgen gelet op de financiële situatie van de vader in Nederland, omdat hij al lange tijd geen inkomen heeft en restschulden heeft vanuit een persoonlijk faillissement. In combinatie met het ontbreken van een concreet en duidelijk plan en gelet op eerdere uitspraken van hem in die zin, sluit de moeder niet uit dat de vader in Colombia wil blijven.
De rechtbank zal het verzoek van de vader tot vervangende toestemming voor een reis met [de minderjarige 1] naar Colombia deze kerstvakantie afwijzen. De reden daarvoor is dat de vader onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de reis, waar dat wel van hem verwacht had mogen worden gelet op de veiligheid van Colombia in combinatie met de jonge leeftijd van [de minderjarige 1] . Pas op de zitting heeft de vader uitgelegd met wie hij reist en dat hij op ongeveer 25 kilometer van Bogota in “een
finca” van de familie zal verblijven. Dit heeft de vader echter op geen enkele manier onderbouwd en nadere details, zoals een concreet adres, heeft hij ook op zitting niet gegeven. De vader stelt bovendien weliswaar dat hij de vliegtickets reeds twee dagen na indiening van onderhavig verzoekschrift heeft geboekt, maar ook daarvan zijn geen stukken overgelegd, zodat de rechtbank niet kan vaststellen of dat zo is, en ook niet of het inderdaad gaat om retourtickets. Grote delen van Colombia hebben een oranje of zelfs rood reisadvies. Een kleiner deel van Colombia, ook (de omgeving van) Bogota, is geel, wat betekent dat er nog steeds veiligheidsrisico’s zijn. Gelet daarop is het naar het oordeel van de rechtbank des te belangrijker dat de moeder weet waar ze de vader kan bereiken, wie de verantwoordelijkheid heeft voor [de minderjarige 1] in het geval de vader iets overkomt, wat in grote lijnen de invulling van de reis is en of er bijvoorbeeld medische voorzieningen in de omgeving zijn. De rechtbank betrekt daarbij dat de moeder op de zitting onweersproken heeft aangevoerd dat de vader tijdens de recente reis met [de minderjarige 1] naar Turkije, ondanks haar verzoek daartoe, niets van zich heeft laten horen.
De rechtbank begrijpt dat het gelet op zijn adoptieverleden zeer belangrijk is voor de vader om met [de minderjarige 1] de reis naar Colombia te maken, zolang zijn biologische grootmoeder in leven is. Gelet op het vorenstaande wegen de zorgen van de moeder over de veiligheid van [de minderjarige 1] echter zwaarder. Hiermee komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de vader wel toestemming had kunnen krijgen voor één week in plaats van twee, welke toestemming de vader overigens ook niet heeft verzocht.
Zomervakantie 2025
De vader stelt dat het idee van partijen was om de zomervakanties om en om te verdelen: de eerste drie weken bij de ene ouder en de laatste drie bij de andere ouder, en het jaar daarna andersom. De vader stelt dat hij zich dit jaar flexibel heeft opgesteld en dat hij op verzoek van de moeder akkoord is gegaan met de laatste drie weken van de vakantie, zodat de moeder met [de minderjarige 1] in de eerste drie weken van de zomervakantie weg kon. Dat verzoek van de moeder had te maken met de vakantie van haar huidige partner. De vader stelt dat hij, omdat hij ook zijn andere drie kinderen mee wilde nemen op vakantie, moeite heeft moeten doen om de moeder van zijn andere kinderen zover te krijgen dat zij daar ook mee akkoord ging. Met de moeder van zijn andere kinderen heeft hij ook een ‘om en om-regeling’ en zij had haar vakantie al vastgelegd in overleg met haar werkgever, die – zo begrijpt de rechtbank – een vast rooster hanteert voor de vakanties. Uiteindelijk heeft die werkgever ingestemd om het rooster te veranderen, waardoor zij in 2024 de eerste drie weken vakantie had. In 2025 zou zij volgens het schema van haar werkgever dan de laatste drie weken vakantie hebben. De vader heeft de moeder van zijn andere kinderen gevraagd om ook voor de zomer van 2025 te wisselen, maar zij geeft aan dat haar werkgever daar niet aan meewerkt. Als de regeling wederom wordt aangepast naar de wens van de moeder van [de minderjarige 1] , betekent dit dat [de minderjarige 1] niet met zijn zussen en broer op vakantie kan óf dat zijn andere drie kinderen niet met hun moeder op vakantie kunnen. De vader wil in de zomervakantie 2025 met [de minderjarige 1] en zijn andere drie kinderen op vakantie naar Frankrijk. Op het toestemmingsformulier heeft de vader de adresgegevens van de accommodatie (camping) in Frankrijk opgenomen.
De moeder stelt dat partijen hadden afgesproken dat [de minderjarige 1] ook volgend jaar de eerste drie weken van de zomervakantie bij haar zou zijn. Daarop heeft zij gehandeld en de eerste drie weken van de zomervakantie 2025 vrij genomen, evenals haar partner. Haar partner kan door zijn werk geen andere weken in de zomervakantie vrij nemen.
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, kan de rechtbank niet vaststellen of partijen een verdeling van de zomervakantie 2025 zijn overeengekomen. Bij gebrek aan een afspraak, moet de rechtbank de verdeling van de vakantie vaststellen aan de hand van een belangenafweging. Daarbij weegt de rechtbank het belang van de vader en [de minderjarige 1] om met al zijn kinderen respectievelijk zussen en broer gelijktijdig vakantie te kunnen vieren, af tegen het belang van de moeder en [de minderjarige 1] om samen met haar huidige partner van de vakantie te kunnen genieten. Het belang van de vader (en [de minderjarige 1] ) weegt daarbij zwaarder. Daar komt nog bij dat niet is gebleken dat het voor de moeder en haar partner onmogelijk is (geweest) om de vakantieplannen nog aan te passen. Uit de overgelegde berichten is wel gebleken dat de moeder in ieder geval al vanaf begin september dit jaar weet dat het voor de vader niet mogelijk is om in 2025 de laatste drie weken samen met zijn andere kinderen weg te gaan. Niet gebleken is dat zij enige moeite heeft gedaan om haar vakantie te wijzigen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat [de minderjarige 1] in de zomervakantie 2025 de eerste drie weken bij de vader kan zijn en geeft vervangende toestemming om hem mee te nemen naar Frankrijk. De vader heeft wat betreft deze vakantiereis wel concrete informatie verstrekt zoals blijkt uit het door hem overgelegde toestemmingsformulier, en de moeder heeft daar verder ook geen verweer tegen gevoerd. De rechtbank zal het verzoek van de vader op dit punt dus toewijzen, met dien verstande dat de rechtbank als einddatum 9 augustus 2025 – een zaterdag – zal bepalen in plaats van de genoemde datum van 12 augustus 2025 die op een dinsdag valt.
Doorverwijzing mediation
Op de zitting is met partijen de mogelijkheid besproken van een verwijzing vanuit de rechtbank naar mediation. De ouders hebben beiden ingestemd met een verwijzing naar mediation, om met elkaar een ouderschapsplan op te stellen met concrete afspraken over de zorgregeling alsmede de alimentatie.
Voorlopige kinderalimentatie
De moeder heeft een alimentatieprocedure tegen de vader aanhangig gemaakt waarin zij een door de vader met ingang van 1 september 2024 te betalen kinderalimentatie van € 500,- per maand verzoekt. Dat verzoek is binnengekomen bij de griffie van deze rechtbank op 4 november 2024. De moeder verzoekt in deze procedure een voorlopige kinderalimentatie van € 100,- per maand vast te stellen.
De rechtbank zal dit verzoek afwijzen nu geen spoedeisend belang bij het vaststellen van een voorlopige bijdrage is gesteld of gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
verleent de vader toestemming, die de toestemming van de moeder vervangt, voor het maken van de vakantiereis met de minderjarige [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats 1] , naar Frankrijk in de periode van 19 juli 2025 tot en met 9 augustus 2025;
verwijst partijen naar de voor hen bekende mediator om een ouderschapsplan op te stellen met concrete afspraken over de zorgregeling alsmede de kinderalimentatie;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2024.