Overwegingen
1. Eiser is geboren op [datum] 1977 en heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft op 31 december 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2.
Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is journalist en heeft door zijn werkzaamheden meerdere malen problemen ondervonden. Hij heeft onder meer kritiek geuit op de politieke partij AKP, de regerende partij in Turkije. Eiser sympathiseert voorts met de politieke partij HDP. In 2012 heeft eiser verslag gedaan van een situatie aan de grens van Turkije en Syrië, waar eiser zag dat Turkse strijdkrachten leden van IS van munitie voorzagen. Eiser is vervolgens in het bijzijn van Turkse militairen aangevallen door een groep jihadisten van IS. Eiser heeft hiervan aangifte gedaan, maar zijn aangifte werd niet serieus genomen en is later geseponeerd. In juli 2019 werd de echtgenote van eiser slachtoffer van een verkrachting. Van een collega heeft eiser vernomen dat de AKP hierbij betrokken was. In 2020 is eiser met zijn gezin verhuisd naar Ankara, waar hij onder meer verslag deed van demonstraties bij het Turkse parlement. Eiser werd in die periode steeds gevolgd. In november 2021 werd eiser op straat staande gehouden door twee mannen die hem met een wapen bedreigde. Deze mannen behoren waarschijnlijk tot de politieke partij MHP, in samenwerking met de AKP. Omdat het nieuwsagentuur van eiser hem hierna niet heeft geholpen en geen actie heeft ondernomen, heeft eiser het land verlaten.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Daarnaast heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser journalist is en dat gepoogd is zijn echtgenote te verkrachten. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn problemen met jihadisten, extreem-nationalisten, AKP’ers en de Turkse inlichtingendiensten niet geloofwaardig geacht. De geloofwaardig geachte asielmotieven maken niet dat eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging dan wel een reële vrees heeft voor ernstige schade. Omdat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was – eiser is namelijk op 10 mei 2022 Nederland ingereisd en heeft pas op 31 december 2022 asiel aangevraagd – heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eiser voert het volgende aan. Ten onrechte is tegengeworpen dat eiser niet eerder het sepotbesluit heeft overgelegd. Eiser was namelijk eerder niet in het bezit hiervan en hij heeft het document overgelegd voorafgaand aan het bestreden besluit. Daarnaast is eiser ten onrechte niet gevolgd in zijn verklaring dat hij wist dat er tegen hem geen arrestatiebevel was uitgevaardigd. Daarover is hij namelijk niet bevraagd door de gehoormedewerker. Ook is ten onrechte tegengeworpen dat hij is teruggekeerd naar Turkije vanuit Servië. Eiser had namelijk geen andere keuze dan zo te handelen. Bovendien heeft eiser bij terugkeer naar Turkije een ondergedoken bestaan geleid. Verder heeft verweerder ten onrechte overwogen dat het bevreemding wekt dat geen uitreisverbod tegen hem is uitgevaardigd. Eiser verwijst hierbij naar informatie uit de algemene ambtsberichten over Turkije van 2021, 2022 en 2023 evenals informatie van expert Gareth Jenkins. Verder heeft verweerder het bestreden besluit gestoeld op aannames en vermoedens door te overwegen dat het niet in de lijn der verwachting lag dat eiser contact zocht met de Turkse autoriteiten door een paspoort aan te vragen en dat verwacht zou worden dat de APK alles zou hebben geprobeerd om te voorkomen dat de dader van de poging tot verkrachting van de echtgenote van eiser vervolgd zou worden. Eiser heeft in beroep ook stukken overgelegd waaruit blijkt dat zijn echtgenote en broer problemen hebben ondervonden als gevolg van eisers werkzaamheden. Het is voor eiser verder niet mogelijk om te bewijzen dat hij bedreigd is door mensen van de MHP, omdat zij in opdracht van de AKP of de veiligheidsdienst werken en dus geen sporen achterlaten. Ten aanzien van wat eiser heeft geobserveerd aan de Turks-Syrische grens verwijst hij naar het algemeen ambtsbericht van 2023, waarin beschreven staat dat een journalist in 2020 is veroordeeld tot een lange gevangenisstraf vanwege spionage en steun aan een terreurorganisatie wegens diens berichtgeving over een wapenlevering aan Syrische rebellen. Het lag, gelet op de samenwerkingsverplichting, op de weg van verweerder om een individueel ambtsbericht te laten opmaken. Tot slot is ten onrechte tegengeworpen dat hij zich laat heeft gemeld voor het indienen van zijn asielaanvraag, omdat hij een overdracht in het kader van de Dublinverordening wilde voorkomen. Dit mag niet doorwerken in de inhoudelijke behandeling van zijn asielaanvraag.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn problemen met jihadisten, extreem-nationalisten, AKP’ers en de Turkse inlichtingendiensten niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daarbij is het volgende redengevend.
6. Verweerder heeft terecht overwogen dat eisers stelling dat hij in opdracht van de Turkse inlichtingendienst door jihadisten van IS is mishandeld naar aanleiding van zijn observaties bij de Turks-Syrische grens is gebaseerd op vermoedens. Het door eiser overgelegde sepotbesluit naar aanleiding van zijn aangifte vanwege de mishandeling maakt niet dat geconcludeerd kan worden dat de Turkse autoriteiten eiser niet beschermen. Verweerder heeft over het door eiser overgelegde sepotbesluit weliswaar overwogen dat niet valt in te zien waarom eiser dit document niet eerder heeft overgelegd, maar het document is ook inhoudelijk betrokken bij de besluitvorming. Verweerder heeft kunnen overwegen dat uit de inhoud van dit sepotbesluit juist blijkt dat de aangifte van eiser serieus is genomen, omdat onderzoek is verricht op de plaats delict. Daarnaast maakt de verwijzing van eiser naar informatie over een in 2020 veroordeelde journalist naar aanleiding van diens berichtgeving in 2015 in het algemeen ambtsbericht Turkije van 2023 niet dat hiermee aannemelijk is gemaakt dat eiser te vrezen heeft voor een gevangenisstraf vanwege zijn observaties. Daarbij heeft verweerder terecht erop gewezen dat de in het algemeen ambtsbericht omschreven gebeurtenis niet op eiser persoonlijk betrekking heeft en dat de situatie die eiser heeft geobserveerd in 2012 heeft plaatsgevonden, waarbij niet is gebleken dat hij sindsdien hiervoor vervolgd wordt.
7. Verweerder heeft voorts kunnen overwegen dat het zeer vreemd is dat eiser heeft besloten om Turkije te verlaten, daarna op legale wijze is teruggereisd en een maand in Turkije heeft verbleven alvorens weer – zonder problemen – op legale wijze te vertrekken. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser hierdoor actief contact heeft gezocht met de Turkse autoriteiten. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat de verklaring van eiser dat hij wist dat er geen arrestatiebevel tegen hem was uitgevaardigd, niet te volgen is. Door op legale wijze Turkije in te reizen en weer uit te reizen bestond dan ook de kans dat eiser zou worden opgepakt op het vliegveld. Dat het niet uitgesloten is dat de ambtenaren bij de paspoortcontrole niet weten dat gegevens van eiser in het PolNet-systeem staan, zoals eiser stelt, laat onverlet dat eiser door zijn legale reisbewegingen een risico heeft genomen en dat verweerder dat genomen risico heeft kunnen tegenwerpen. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat eiser ook contact heeft gezocht met de Turkse autoriteiten door een paspoort aan te vragen. Verweerder heeft kunnen overwegen dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat eiser contact zocht met de autoriteiten voor wie hij stelt te vrezen. Dat eiser stelt bij terugkeer een ondergedoken bestaan te hebben geleid, doet aan hieraan niet af.
8. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat niet valt in te zien dat eiser zonder zijn vrouw uit Turkije is vertrokken, nu eiser stelt dat zij het slachtoffer is geworden van een (poging tot) verkrachting waar de AKP verantwoordelijk voor is. Zij zou in Turkije namelijk opnieuw slachtoffer kunnen worden. De uitleg die eiser hiervoor heeft gegeven, namelijk dat hij een moeilijke reis heeft moeten maken en dat zijn kinderen jong zijn, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten. Daarbij is terecht opgemerkt dat eiser op basis van een toeristenvisum Turkije heeft verlaten.
9. Verder heeft verweerder bij de beoordeling van eisers asielrelaas mogen betrekken dat eiser pas op 31 december 2022 asiel heeft aangevraagd, terwijl hij al op 10 mei 2022 Nederland was ingereisd. Zoals verweerder heeft overwogen, doet dit afbreuk aan de gestelde vrees. De verklaring van eiser dat hij wilde voorkomen dat hij in het kader van de Dublinverordening zou worden overgedragen aan een andere lidstaat, heeft verweerder niet als een goede reden voor het niet onmiddellijk aanvragen van asiel hoeven aanmerken.
10. De door eiser overgelegde stukken ten aanzien van de gestelde problemen van zijn echtgenote en broer leiden niet tot een andere conclusie. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit ontslagbewijs van de echtgenote van eiser namelijk niet blijkt dat haar ontslag te maken heeft met de werkzaamheden van eiser. Ook heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de brief van de Turkse inspectie van het Directoraat-Generaal voor het Eigendomsregister en Kadaster waarin staat dat de broer van eiser bij zijn werkzaamheden in strijd heeft gehandeld met de Turkse grondwet, evenmin blijkt dat het onderzoek naar eisers broer verband houdt met eisers asielrelaas. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat verweerder met een Westerse blik naar deze stukken heeft gekeken.
11. Voor zover eiser heeft gesteld dat de gehoormedewerker tijdens het nader gehoor gehaast was en eiser vaak onderbrak, wordt overwogen dat uit het rapport van het nader gehoor niet blijkt dat eiser onvoldoende in staat is gesteld om zijn relaas naar voren te brengen. Verder heeft verweerder ter zitting terecht opgemerkt dat voor zover eiser tijdens het gehoor documenten bij zich had maar deze niet kon inbrengen, niet wordt ingezien dat eiser deze stukken niet eerder dan daags voor de zitting kon overleggen.
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een individueel ambtsbericht te laten opstellen. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom hij de verklaringen van eiser over de problemen niet aannemelijk acht, zodat hij geen aanleiding had te twijfelen over de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas. Onder die omstandigheden bestaat geen aanleiding voor nader onderzoek.
13. Tot slot heeft verweerder de asielaanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw, nu eiser zich zonder gegronde reden pas zeven maanden na binnenkomst in Nederland heeft gemeld voor asiel.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.