ECLI:NL:RBDHA:2024:21450

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
AWB 23/10344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inreisverbod opgelegd aan vreemdeling zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een inreisverbod dat aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Het inreisverbod, dat voor de duur van twee jaar was opgelegd, was het gevolg van het niet naleven van de terugkeerverplichting naar Suriname binnen de gestelde termijn van achtentwintig dagen. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het inreisverbod niet zou worden opgelegd. Eiser had weliswaar een gecombineerde vergunning in België en een arbeidscontract, maar deze informatie was niet bekend bij de verweerder ten tijde van het opleggen van het inreisverbod. Eiser had geen zienswijze ingediend op het voornemen om het inreisverbod op te leggen en had ook geen andere redenen aangedragen die zouden kunnen leiden tot het afzien van het inreisverbod.

De rechtbank heeft het bestreden besluit in stand gelaten en geoordeeld dat de minister terecht het inreisverbod heeft opgelegd. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/10344

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Inleiding

Met het besluit van 1 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd, omdat eiser niet binnen de termijn van achtentwintig dagen heeft voldaan aan zijn verplichting om terug te keren naar Suriname, opgelegd bij besluit van 2 augustus 2023.
Het standpunt van eiser
4. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en wenst opheffing van het inreisverbod. Hij voert aan dat hij in België een gecombineerde vergunning heeft gekregen en dat hij een arbeidscontract heeft getekend bij een bedrijf in België.
Het juridisch kader
5. Op grond van artikel 66a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan verweerder een inreisverbod uitvaardigen tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is en die Nederland niet onmiddellijk moet verlaten.
6. Op grond van artikel 66a, achtste lid, van de Vw kan verweerder vanwege humanitaire of andere redenen afzien van het opleggen van een inreisverbod.
Het oordeel van de rechtbank
7. Uit het gehoor terugkeerbesluit, het bestreden besluit alsmede het verweerschrift blijkt dat eiser zijn standpunt als hierboven onder 4 weergegeven niet heeft kenbaar gemaakt ten tijde van het opleggen van het terugkeerbesluit en evenmin een zienswijze heeft ingediend in reactie op het voornemen om aan hem een inreisverbod op te leggen. Zo heeft hij ook op het formulier gehoor terugkeerbesluit onder 6 aangestreept dat er voor het overige geen andere redenen en/of bijzondere omstandigheden zijn waarom zou moeten worden afgezien van het opleggen van een terugkeerbesluit. Op het moment van het opleggen van het inreisverbod was bij verweerder daarom niet bekend dat eiser een arbeidscontract had getekend bij een Belgisch bedrijf en dat hij een verblijfsrecht had verkregen in België. Verweerder heeft hier bij het opleggen van het inreisverbod geen rekening mee kunnen houden. Er zijn verder ook geen andere omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het opleggen van een inreisverbod.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft het inreisverbod terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 december 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.