ECLI:NL:RBDHA:2024:21442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
23/7409
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, die als assistent hulp bij het huishouden werkte, had zich op 20 september 2018 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Na een beoordeling werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres heeft in bezwaar gegaan tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde het eerdere besluit. De rechtbank heeft het beroep zonder zitting behandeld, maar na verzoek van eiseres is het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen werden onderschat en dat een onafhankelijke deskundige benoemd diende te worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Uwv op goede gronden de WIA-uitkering heeft geweigerd. De rechtbank concludeert dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen reden is om aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen te twijfelen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7409 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
gemachtigde: C. Schravesande.

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 1 september 2022 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 29 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen op 15 februari 2024 medegedeeld het beroep zonder zitting af te willen doen. Op 20 februari 2024 heeft eiseres laten weten dat zij op een zitting gehoord wil worden.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en eiseres in de gelegenheid gesteld om het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van een andere bezwaarprocedure aan de rechtbank toe te zenden.
De rechtbank heeft dit rapport op 9 juli 2024 van verweerder ontvangen met daarbij de reactie van de verzekeringsarts b&b in deze beroepsprocedure. Eiseres heeft daarop vervolgens gereageerd.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niets van zich laten horen. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten en de uitspraak bepaald op heden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft gewerkt als assistent hulp bij het huishouden voor 22 uur per week. Wegens belemmerende gezondheidsklachten heeft eiseres zich op 20 september 2018 ziekgemeld. Per einde wachttijd is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op minder dan 35%, waarna haar aanvraag om een WIA-uitkering is afgewezen. Aan dit besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts van 26 mei 2021 en de arbeidsdeskundige van 15 juni 2021 ten grondslag.
2. Eiseres heeft zich op 12 mei 2021 vanuit de Werkloosheidsuitkering ziekgemeld. De aanvraag van eiseres om een Ziektewetuitkering is afgewezen. Aan dit besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts van 8 februari 2022 en de arbeidsdeskundige van 15 februari 2022 ten grondslag. In bezwaar is de afwijzing gehandhaafd.
3. Op 19 december 2022 heeft eiseres melding gedaan van toegenomen psychische en lichamelijke klachten per 1 september 2022. Er heeft een AMBER/WIA beoordeling plaatsgevonden, omdat sprake zou kunnen zijn van toename van klachten uit dezelfde ziekteoorzaak als op 20 september 2018. De primaire verzekeringsarts heeft op 6 januari 2023 geconcludeerd dat er per 1 september 2022 een toename is van beperkingen vanwege grotendeels dezelfde klachten als op 20 september 2018. De Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is aangepast. De arbeidsdeskundige heeft op 15 februari 2023 een arbeidsongeschiktheidspercentage van 24,52% vastgesteld.
4. Op 8 februari 2023 heeft deze rechtbank uitspraak gedaan en het beroep van eiseres tegen de onder 2 genoemde afwijzing van haar aanvraag om een ZW-uitkering ongegrond verklaard.
5. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag om een WIA-uitkering afgewezen. Eiseres is tegen het primaire besluit in bezwaar gegaan.
6. De verzekeringsarts b&b heeft op 8 september 2023 over eiseres gerapporteerd en geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel. De arbeidsdeskundige b&b heeft een arbeidsongeschiktheidspercentage van 24,52% vastgesteld. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Standpunten van partijen

7. Eiseres voert aan dat haar beperkingen worden onderschat. Zij blijft onverkort van oordeel dat er nimmer sprake is geweest van vermindering dan wel verbetering van haar klachten. Eiseres is van mening dat een onafhankelijke deskundige dient te worden benoemd. Ook heeft eiseres een brief van de behandelend neurochirurg d.d. 15 maart 2024 ingebracht, waarin staat dat eiseres na de operatie van 10 mei 2023 klachten hield aan lumboradiculair syndroom S1 rechts, waardoor zij is doorverwezen naar het pijnteam. De behandelingen hebben geen effect gehad. Ook is een MRI gemaakt waarop geen aanwijzingen voor een rest of recidief HNP te zien zijn, maar wel fibrose met compressie van de wortel S1 rechts, hetgeen de klachten kan verklaren.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit juist is genomen.

Beoordeling door de rechtbank

9.1
De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of verweerder op goede gronden aan eiseres een WIA-uitkering heeft geweigerd. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of bij eiseres per 1 september 2022, de datum in geding, sprake is van meer toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak ten opzichte van de eerdere arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, de WIA-beoordeling per 20 september 2018, en of eiseres als gevolg van deze toegenomen beperkingen meer dan 35% arbeidsongeschikt is te achten per 1 september 2022.
9.2
De rechtbank overweegt dat het Uwv een besluit over arbeidsongeschiktheid mag baseren op een rapport opgesteld door verweerders verzekeringsartsen. Dat kan anders zijn in het geval de betrokkene aannemelijk maakt dat dit rapport niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, inconsequenties bevat of onvoldoende is gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsartsen geldt dat een betrokkene in beginsel niet zal kunnen volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsartsen heeft aangenomen.
9.3
Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts volgt dat hij rekening heeft gehouden met de door eiseres genoemde klachten en op inzichtelijke wijze heeft gemotiveerd dat bij eiseres sprake is van toegenomen beperkingen ten opzichte van 20 september 2018. Zo blijkt dat op verschillende punten van de FML aanvullende beperkingen zijn aangenomen door de primaire verzekeringsarts. Beperkingen zijn opgenomen voor het uiten van eigen gevoelens, het beroepsmatig autorijden, contact met patiënten, een leidinggevende functie, trillingsbelasting, buigen, frequent buigen, duwen, trekken, tillen, dragen, lopen, lopen tijdens het werk, trappenlopen, klimmen, staan, staan tijden het werk, geknield of gehurkt acties zijn, geboden en/of getordeerd actief zijn. Eiseres is verder aangewezen op een voorspelbare werksituatie, zonder deadlines, productiepieken en een hoog handelingstempo in arbeid. Ook is een urenbeperking aangenomen voor 20 uur per week, respectievelijk 4 uur per dag.
9.4
De verzekeringsarts b&b heeft het oordeel van de primaire verzekeringsarts onderschreven en tevens de in bezwaar ingebrachte medische stukken meegenomen in zijn oordeel. Eiseres heeft aangegeven last te hebben van hartklachten en dat die klachten aanwezig zijn bij stress. De verzekeringsarts b&b heeft hierover gerapporteerd dat eiseres in de FML beperkt is in zware fysieke inspanning (door de rugklachten) en voor stresserende omstandigheden (voorspelbaar werk, deadlines, hoog handelingstempo). Met betrekking tot de depressie heeft eiseres een urenbeperking gekregen vanwege klachten samenhangend met de depressie, namelijk slaapproblemen en de vermoeidheid, Daarnaast wordt de omgang met stresserende omstandigheden beperkt bevonden. Wat betreft de nieuwe stukken van de behandelend neurochirurg, heeft de verzekeringsarts b&b gerapporteerd dat bij het vastleggen van de FML per datum in geding al rekening is gehouden met de medische klachten die eiseres voor de operatie had. Ook heeft de primaire verzekeringsarts in verband met afwijkingen op beeldvormend onderzoek van de rugwervels op niveau L5-S1 uit voorzorg sterkere/aanvullende beperkingen ten aanzien van de rug belasting aangenomen. Dit is ook terug te zien in rubrieken 4 en 5 van de FML.
9.5
De rechtbank ziet, uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld en neergelegd in de FML van 6 januari 2023 (geldig per 1 september 2022), in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken. Het betoog van eiseres slaagt dus niet.
10. De rechtbank wijst het beroep dat eiseres heeft gedaan op het zogenoemde Korosec-arrest af. Van een situatie als bedoeld in het Korosec-arrest is geen sprake. Eiseres heeft voldoende ruimte gehad om (nadere) medische stukken in te dienen ter onderbouwing van haar standpunt dat verweerder haar beperkingen heeft onderschat en zij heeft van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt. Verder heeft de rechtbank eiseres in de gelegenheid gesteld om het rapport van de verzekeringsarts in een andere bezwaarprocedure in deze beroepsprocedure in te brengen. Dit is ook gebeurd. Van een schending van het beginsel van
equality of armsis dan ook geen sprake. Omdat de rechtbank ook niet twijfelt aan de juistheid van de door verweerder verrichte medische keuring, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.