ECLI:NL:RBDHA:2024:21439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
23/6195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Ziektewet-uitkering na bezwaar tegen beëindiging door het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Ziektewet-uitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had zich ziekgemeld na een auto-ongeluk en ontving vanaf 18 juni 2021 een ZW-uitkering. Het Uwv heeft op 21 juni 2022 besloten dat de eiser per 21 juli 2022 geen recht meer had op deze uitkering, wat door de eiser werd betwist. Na een hoorzitting en verdere medische rapportages heeft het Uwv het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 8 april 2024 behandeld en de medische rapportages van verzekeringsartsen beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank oordeelt dat de eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat is om met gangbare arbeid ten minste 65% van het maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser over zijn psychische en fysieke beperkingen, waaronder PTSS, angststoornissen en concentratieproblemen, overwogen, maar oordeelt dat de verzekeringsartsen deze adequaat hebben beoordeeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen standhoudt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6195 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. H.S. Huisman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
gemachtigde: M.A. Brouwer.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser vanaf 21 juli 2022 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 21 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Bij rapport van 10 januari 2024 heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de gronden van eiser. Bij rapport van 2 februari 2024 heeft de arbeidsdeskundige b&b gereageerd op de gronden van eiser.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld om de medische stukken d.d. 26 maart 2024 aan de verzekeringsarts b&b voor te leggen. Tevens is gevraagd om een nadere motivering door de arbeidsdeskundige b&b.
Eiser heeft op 21 juni 2024 nadere stukken van de psycholoog d.d. 31 mei 2024 ingebracht.
Verweerder heeft op beide stukken op 10 juli 2024 en respectievelijk 12 augustus 2024 gereageerd. Hierop heeft eiser op 17 september 2024 gereageerd.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niets van zich laten horen. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten en de uitspraak bepaald op heden.

Overwegingen

1. Eiser werkte voorheen als lader/losser voor 20 tot 30 uur per week. Hij heeft zich – als gevolg van een auto-ongeluk – per 18 juni 2021 ziekgemeld met lichamelijk en psychische klachten. Eiser is toen een ZW-uitkering toegekend.
1.1
Naar aanleiding van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling, is eiser gezien op spreekuur. Uiteindelijk heeft een arts in opleiding zijn bevindingen vastgelegd in het rapport van 26 april 2022, dat is gezien door een verzekeringsarts. De beperkingen van eiser zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 2 mei 2022, welke geldig is vanaf 21 april 2022. De primaire arbeidsdeskundige heeft vervolgens bij zijn rapport van 17 juni 2022 geconcludeerd dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen functie. Wel heeft de arbeidsdeskundige vier functies kunnen duiden, waarna de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 17,77%. Dit maakt dat eiser meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen. Bij het primaire besluit heeft verweerder bepaald dat eiser per 21 juli 2022 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
1.2
Eiser is tegen het primaire besluit in bezwaar gegaan. Op 31 juli 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden waarna de verzekeringsarts b&b eiser heeft onderzocht. Op 16 augustus 2023 heeft de verzekeringsarts b&b gerapporteerd. Hij heeft geconcludeerd dat de belastbaarheid voor wat betreft enkele FML-items dient te worden aangepast. De arbeidsdeskundige b&b heeft vervolgens zijn bevindingen vastgelegd in het rapport van 17 augustus 2023, waarbij wederom een mate van arbeidsongeschiktheid van 17,77% is vastgesteld.
1.3
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiser, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat is vanaf 21 juli 2022 (datum in geding) met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder een besluit over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn.
4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De primaire arts heeft over eiser gerapporteerd. Hiervoor heeft de primaire arts dossierstudie verricht en eiser fysiek en psychisch onderzocht op spreekuur van 21 april 2022. Dit heeft geresulteerd in een rapportage en de FML van 2 mei 2022. De rapportage is getoetst en akkoord gevonden door een verzekeringsarts. In bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b dossierstudie verricht, kennisgenomen van de bezwaren van eiser en medisch onderzoek verricht op 31 juli 2023. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat de belastbaarheid voor wat betreft enkele FML-items dient te worden aangepast. Het betoog van eiser dat sprake is van onzorgvuldigheid slaagt gelet op het voorgaande niet.
5. Ten aanzien van het medisch onderzoek voert eiser aan dat hij meer beperkt is voor beroepsmatig vervoer, omdat sprake is van wisselend gebruik van medicatie waarbij autorijden wordt afgeraden. Om die reden had de verzekeringsarts b&b extra beperkingen moeten aannemen op persoonlijk risico in verband met de alertheid. Eiser merkt op dat gezien zijn diagnoses post traumatische stressstoornis (PTSS), gegeneraliseerde angststoornis met stemmingsklachten, recidiverende episode depressieve stoornis (welke niet is meegenomen door de verzekeringsarts) en insomnia het aannemelijk is dat sprake is van een slechte concentratie en geheugenproblematiek. Ook de stelling dat voldoende rekening is gehouden ten aanzien van harde geluiden en mensen om zich heen, kan eiser niet volgen. Immers de afleidende prikkels kunnen ook visueel van aard zijn en die kunnen niet worden gecompenseerd door oordoppen. Eiser wijst in dat kader op zijn ADHD-diagnose. Verder gaat de verzekeringsarts b&b ten onrechte voorbij aan het gegeven dat de primaire verzekeringsarts zelf heeft aangegeven dat cognitieve problemen passend kunnen zijn bij de whiplash en de depressieve stoornis. De motivering is dan ook ondeugdelijk, aldus eiser. Verder is gezien de psychische aandoeningen van eiser, aannemelijk dat hij meer beperkt wordt geacht in de rubrieken 1 en 2 van de FML.
6. Op 26 maart 2024 heeft eiser een brief van de psycholoog met een DSM-classificatie van 27 december 2023 en de neuroloog d.d. 25 oktober 2023 ingestuurd. Op 21 juni 2024 heeft eiser een brief van Parnassia d.d. 31 mei 2024 ingebracht over een psychiatrisch onderzoek.
7. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b de medische belastbaarheid van eiser in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts b&b heeft eiser meer beperkt geacht als het gaat om beroepsmatig vervoer wegens het wisselende gebruik van medicatie waarbij autorijden wordt afgeraden. Dit licht hij verder (en herhaald) toe in zijn rapport van 10 januari 2024. Hij geeft verder aan dat uit het functioneren van eiser niet is gebleken dat hij bijwerkingen van de tramadol ondervindt die een beperking t.a.v. verhoogd persoonlijk risico noodzakelijk maken. Verder merkt de verzekeringsarts b&b op dat eiser autorijdt en dat het hem wel lukt, ondanks dat hij bang is dat het in combinatie met zijn concentratie gevaarlijk is. Daarnaast blijkt dat eiser ook fietst, waarbij hij aan het verkeer deelneemt, en niet is gebleken dat dit niet lukt. Volgens de verzekeringsarts b&b is er dan ook geen grond om uit te gaan van dusdanige bijwerkingen t.a.v. het reactievermogen dat een beperking t.a.v. verhoogd persoonlijk risico noodzakelijk is. De rechtbank acht deze motivering voldoende en duidelijk.
7.1
Wat betreft de psychische klachten van eiser oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 16 augustus 2023 de psychische aandoeningen van eiser, te weten gegeneraliseerde-angststoornis, ADHD, PTSS en recidiverende episode depressieve stoornis, heeft betrokken in zijn beoordeling. Wat betreft de brief van 31 mei 2024 van de psychiater, heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd dat de psychiater eiser ruim twee jaar na datum in geding heeft gezien. Tijdens het spreekuur heeft de verzekeringsarts b&b geen psychotische symptomen of andere aanwijzingen voor een psychose waargenomen. De verzekeringsarts b&b heeft daarbij verwezen naar de door eiser zelf ingebrachte stukken, namelijk de brief van de psycholoog van Tim letselrevalidatie d.d. 30 juni 2023 en de ongedateerde brief van de GZ-psycholoog (met een DSM-classificatie van 27 december 2023). Volgens de verzekeringsarts b&b wordt in beide brieven door de behandelaars niet gesproken over een psychotische stoornis. De rechtbank volgt de verzekeringsarts b&b in deze motivering.
7.2
Ten aanzien van de zwakbegaafdheid bij eiser heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd dat dit al bekend was. Verder heeft hij gemotiveerd dat zwakbegaafdheid geen stoornis is. Het betekent slechts dat iemand een benedengemiddeld IQ heeft. De normwaarden in het CBBS vertegenwoordigen een niveau van functioneren waartoe gezonde personen in de leeftijd van 16 tot 65 jaar minimaal in staat zijn. Volgens de verzekeringsarts b&b is er daarom geen noodzaak om wegens de V-code zwakbegaafdheid meer beperkingen aan te geven in de FML, omdat de normwaarden op een vrij laag - benedengemiddeld - niveau liggen. De rechtbank acht ook deze motivering toereikend en duidelijk.
7.3
Wat betreft de concentratieproblemen, heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd dat daarmee in voldoende mate rekening is gehouden. Er zijn namelijk beperkingen aangenomen bij FML-items, 1.81, 1.8.4 en 1.8.7. Ten aanzien van item 1.8.1 (afleiding door activiteiten van anderen) heeft de verzekeringsarts b&b nog eens gemotiveerd dat in een werkomgeving zoals een kantoortuin, eiser eventueel met geluiddempende koptelefoon kan werken. Volgens de verzekeringsarts b&b is er onvoldoende grond voor een beperking ten aanzien van visuele prikkels. Er is namelijk geen medische aandoening vastgesteld die zou kunnen verklaren waarom eiser niet tegen plekken met felle lichten of lichte ruimtes zou kunnen. De verzekeringsarts b&b verwijst hiervoor naar de brief van de Oogkliniek d.d. 23 februari 2023, waaruit blijkt dat er oogheelkundig geen afwijkingen objectiveerbaar zijn. De verzekeringsarts b&b verwijst verder ook naar de brief van de neuroloog d.d. 25 oktober 2023 waarin eiser is verwezen naar onderzoek voor mogelijk migraine ophthalmique (oogmigraine). Deze diagnose is uiteindelijk niet gesteld, omdat de klachten van eiser niet passend zijn bij oogmigraine. Volgens de verzekeringsarts b&b (en neuroloog) is bij eiser mogelijk sprake van tension type headache (spierspanningshoofdpijn), maar op basis van deze aandoening kan niet worden verklaard waarom eiser niet tegen visuele prikkels zou kunnen. De rechtbank acht ook op dit punt de motivering van de verzekeringsarts duidelijk.
Urenbeperking
8. Eiser voert voorts aan dat een urenbeperking op energetische gronden in de rede zou liggen, nu de angst- en stemmingsstoornis van eiser, alsmede zijn traumastoornis dit aannemelijk maken. Diagnostisch gaat de verzekeringsarts b&b enkel uit van whiplashtrauma en stemmings- en angstklachten. Ten onrechte wordt voorbijgegaan aan de PTSS en de insomnia van eiser. Er dient dan ook een verdergaande urenbeperking te worden aangenomen.
9. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b op overtuigende wijze heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft de primaire verzekeringsarts rekening gehouden met het slechte slapen door beperkingen aan te nemen ten aanzien van nachtdiensten en sterke onregelmatigheid om het slaapritme niet nog verder te verstoren. Verder heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd dat geen medische indicatie is om een beperking ten aanzien van de duurbelastbaarheid aan te nemen bij passende arbeid rekening houdend met de beperkingen. Volgens de verzekeringsarts b&b is er immers geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding die hier aanleiding toe geeft. Er is tevens geen sprake van sterk verminderde beschikbaarheid door het moeten ondergaan van voorgeschreven behandeling. Ook vanuit preventief oogpunt is er geen aanleiding voor een beperking van de duurbelastbaarheid omdat de klachten naar objectieve maatstaven gemeten door belasten in meer uren en rekening houdend met de gestelde beperkingen, niet zullen verergeren in de zin dat door belasten schade ontstaat aan de bewegingsapparaat of de persoon. De rechtbank acht deze motivering voldoende en duidelijk.
Arbeidsdeskundig onderzoek
10. Ten aanzien van de functie telefonisch verkoper heeft de arbeidsdeskundige b&b gemotiveerd dat er in deze functie geen sprake is van kenmerkende belasting op afleiding, maar eiser merkt op (en voert aan) dat er sprake is van een kantoortuin. Het gaat dan niet alleen om auditieve maar ook visuele prikkels. De oordoppen kunnen verder lastig worden gebruikt op het moment dat je constant moet bellen met mensen. Ook gezien zijn psychische klachten, ziet eiser niet hoe hij zoveel mogelijk kan werken met klanten.
10.1
Ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie, merkt eiser op dat de motivering van de arbeidsdeskundige b&b ondeugdelijk is. Volgens eiser is in dit geval een noisecancelling headphone ook niet genoeg, omdat langslopende collega’s die blijven staan en praten eiser kunnen afleiden. Ook betwist eiser of voor deze functie gesproken kan worden van eenvoudig productiewerk, nu het werk een hogere mate van concentratie vereist.
11. De rechtbank ziet, uitgaande van de juistheid van het medisch onderzoek, in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
11.1
Wat betreft de functie telefonisch verkoper/klantadviseur met SBC-code 315173, merkt de rechtbank op dat de visuele prikkels geen signaleringen opleveren in het Resultaat functiebeoordeling. Zoals de arbeidsdeskundige b&b ook in zijn rapport van 2 februari 2022 nader heeft toegelicht, is eiser niet beperkt voor visuele prikkels.
Over de concentratieproblemen van eiser heeft de arbeidsdeskundige b&b gemotiveerd dat in de werkomgeving geen grote groepen mensen of continu harde geluiden aanwezig zijn. Dit heeft hij ook gerapporteerd op 17 augustus 2023. Verder heeft de arbeidsdeskundige b&b gemotiveerd dat een medewerker naar eigen keuze ook vanuit huis kan werken. Dit heeft de arbeidsdeskundige b&b ook in zijn reactie op de vragen van de rechtbank d.d. 10 juli 2024 nog eens gemotiveerd. Verder geeft de arbeidsdeskundig analist over deze functie aan dat het zeer rustige werkomgevingen betreft omdat 100% bezetting niet voorkomt. De arbeidsdeskundige b&b geeft tevens aan dat op kantoor verschillende ruimtes aanwezig zijn die de mogelijkheid bieden om apart te zitten. Wat betreft het betoog dat eiser niet kan ‘meeveren’ met de klant, geeft de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 10 juli 2024 aan dat in deze functie geen sprake is van dat de functionaris moet meeveren op inhoudsniveau van ‘het kunnen hanteren van emotionele problemen van anderen’ en daarnaast is direct klantencontact ook niet aan de orde. Van een functionaris wordt verwacht dat hij zoveel mogelijk met de klant kan meeveren tijdens het gesprek met als doel dat de klant uiteindelijk de producten verlengt en zo mogelijk nieuwe producten afneemt. De arbeidsdeskundige b&b voegt er aan toe dat telefonische conflicthantering slechts incidenteel namelijk tot 1 keer in de maand voorkomt. In dat geval kan een functionaris de senior of teamcoach inschakelen. De rechtbank acht de motivering van de arbeidsdeskundige b&b wat betreft de functie klantadviseur/telefonisch verkoopmedewerker dan ook duidelijk.
11.2
Ook wat betreft de functie productiemedewerker industrie, leveren de visuele prikkels geen signaleringen op in het Resultaat functiebeoordeling. Verder heeft de arbeidsdeskundige b&b gemotiveerd dat voor deze functie sprake is van routinematige werkzaamheden. Door dit routinematige karakter heeft deze functie een zekere focus, welke ervoor zorgt dat er weinig of geen afleiding is in de werksituatie. Volgens de arbeidsdeskundige b&b wordt gewerkt in een rustige werkomgeving en voor het werk zelf is niet nodig om veel te overleggen. Geluiddempende koptelefoons zijn dan ook goed te gebruiken. Dit heeft de arbeidsdeskundige b&b tevens in zijn rapport van 17 augustus 2023 toegelicht. Over de complexiteit van de functie, heeft de arbeidsdeskundige b&b gemotiveerd dat een medewerker niet zelf hoeft te bedenken hoe de printplaten in elkaar moeten worden gezet. Het gaat om gestructureerd productiewerk waarbij geen sprake is van persoonlijke invulling van de functie door de medewerker. De medewerker moet goed de voorbeelden volgen. De arbeidsdeskundige b&b heeft ook bij zijn rapport van 8 juli 2024 nader toegelicht waarom er geen sprake is van hoge complexiteit op inhoudelijk niveau. Hij heeft toegelicht dat met ‘hoge complexiteit’ wordt bedoeld dat de functionaris heel accuraat moet werken, goed geconcentreerd dit in verband met hoge afbreukrisico en de hoeveelheid te plaatsen componenten dan wel verschillende componenten. Van de functionaris wordt niet verwacht dat hij zijn concentratie gedrongen moet vasthouden, omdat het geen lopende band werk betreft. Ook heeft de arbeidsdeskundige b&b toegelicht dat deze functie qua opleidings- en zelfstandigheidsniveau passend is bij eiser. De rechtbank acht ook deze motivering voldoende en duidelijk.
12. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het voorgaande met zich dat de functies de belastbaarheid van eiser, zoals neergelegd in de FML van 2 augustus 2023, niet overschrijden.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.