ECLI:NL:RBDHA:2024:21435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
23/4785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van ziektemelding en toekenning van ZW-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de tijdigheid van een ziekmelding en de toekenning van een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres had een werknemer die zich op 6 september 2021 ziekmeldde, maar de ziekmelding werd pas op 19 januari 2023 bij het Uwv gedaan. De rechtbank moest beoordelen of deze ziekmelding tijdig was en of de uitkering met terugwerkende kracht kon worden toegekend. Eiseres had de werknemer vanaf de ziekmelding zijn loon doorbetaald, maar het Uwv kende de ZW-uitkering pas toe per 20 januari 2022, omdat de ziekmelding te laat was gedaan. Eiseres voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de no-riskpolis en dat zij in afwachting was van de WIA-beoordeling. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres wel degelijk op de hoogte was van de no-riskpolis en dat zij geen geldige reden had voor de late ziekmelding. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van het Uwv.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4785

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres,

gemachtigde: F. Rijsbergen, directeur
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans.

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de (ex-) werknemer van eiseres, de heer [de werknemer] (de werknemer) per 20 januari 2022 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
Bij besluit van 12 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen: de directeur van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft de uitspraakdatum nader bepaald op heden.

Overwegingen

1.1
De werknemer werkte in dienstbetrekking bij eiseres als stratenmaker voor gemiddeld 40 uur per week. Aan de werknemer is, na de wachttijd te hebben doorlopen, per 24 juli 2015 een WIA-uitkering toegekend. De werknemer heeft zijn werkzaamheden nadien hervat, eerst voor 40 uur per week, daarna enige tijd voor 24 uur per week en aansluitend weer voor 40 uur per week. Op 7 juni 2021 heeft het Uwv aan de werknemer, met een kopie aan de werkgever, meegedeeld dat zijn WIA-uitkering per 8 augustus 2021 zal eindigen omdat hij al een jaar lang meer verdient dan het 65% van het maatmanloon.
Op 19 augustus 2021 heeft de werknemer met een wijzigingsformulier doorgegeven dat zijn gezondheid per 1 juni 2021 is verslechterd. Op 6 september 2021 heeft de werknemer zich bij eiseres ziekgemeld. De werknemer heeft zijn werkzaamheden nadien niet meer hervat. Eiseres heeft het loon van de werknemer vanaf 6 september 2021 een jaar voor 100% doorbetaald; vanaf 11 september 2022 heeft eiseres het loon van de werknemer voor 70% doorbetaald. Op 29 december 2022 is aan de werknemer een WIA-uitkering toegekend per 6 september 2021.
1.2
Op 19 januari 2023 heeft de directeur van eiseres contact opgenomen met het Klantcontactcentrum (KCC) van het Uwv. Hij heeft aangegeven dat de werknemer met terugwerkende kracht een WIA-uitkering heeft toegekend gekregen en wilde weten of hij het geld terugkrijgt dat hij de afgelopen ziekteperiode aan de werknemer heeft betaald. Het KCC heeft het volgende antwoord gegeven:
“De looptijd van zw(de rechtbank leest: Ziektewet)
blijft en het loon dient doorbetaalt te worden tot einde wachttijd zw en dit is 3 september 2023. Wg(de rechtbank leest: werkgever)
geadviseerd om een ziekmelding te doen op basis van No-risk en kijken of er een toekenning komt hierop. Zodat hij alsnog misschien de zw uitkering terug krijgt die zij hebben betaalt aan de wn(de rechtbank leest: werknemer).
Heb aangegeven als er nog sprake is van No-Risk en zo niet dan dient de wg gewoon het loon door te betalen tot einde wachttijd.”
1.3
Eveneens op 19 januari 2023 heeft de directeur van eiseres de werknemer bij het Uwv ziekgemeld per 6 september 2021.
1.4
Het Uwv heeft eiseres gevraagd waarom de ziekmelding niet eerder heeft plaatsgevonden. Daarop heeft eiseres met een formulier “Opgaaf reden niet nakomen van uw verplichting” als volgt geantwoord:
“Dit is gebeurt op het verzoek van mevrouw[naam medewerker]
van Uwv. Dit in verband van wijziging WIA met terugwerkende kracht. Volgens[medewerker]
komen wij in aanmerking voor no risk polis. De aangifte ZW is niet door ons initiatief gedaan.”
2.1
In het primaire besluit heeft verweerder een ZW-uitkering aan de werknemer toegekend per 20 januari 2022, omdat eiseres meer dan een jaar na de ziekmelding aangifte heeft gedaan, namelijk op 19 januari 2023.
2.2
Eiseres is in bezwaar gegaan tegen het primaire besluit. Eiseres heeft aangevoerd dat de uitkering onterecht pas per 20 januari 2022 ingaat en niet per 6 september 2021. Ook heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het dagloon.
2.3
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunten van partijen
3. Eiseres voert aan dat 20 januari 2022 ten onrechte de aanvangsdatum van de ZW-uitkering is. Eiseres heeft namelijk de werknemer vanaf 6 september 2021 het volledige salaris doorbetaald. Verder voert eiseres aan dat zij de werknemer niet kon ziekmelden, omdat de keuring voor de WIA meer dan één jaar heeft geduurd. Eiseres was vóór het gesprek van 19 januari 2023 met het KCC niet op de hoogte van een no-riskpolis. Tijdens het gesprek is haar verteld een melding te maken en dat heeft zij dan ook gedaan. Ook voert eiseres aan dat de hoogte van het ziekengeld gebaseerd is op een referteperiode waarin de werknemer een WIA-uitkering kreeg. Hij kreeg namelijk 70% van eiseres uitbetaald en de rest werd aangevuld door verweerder. Na het einde van de WIA-uitkering, heeft eiseres de werknemer volledig moeten betalen (omdat hij ook immers weer volledig werkte). Daardoor is het ziekengeld te laag.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit juist is. De no-riskpolis geldt ook vijf jaar na beëindiging van de WIA-uitkering. Verweerder merkt op dat eiseres altijd op tijd de ziekmeldingen aan haar heeft doorgegeven, omdat eiseres op de hoogte is van de no-riskpolis. Wat betreft de referteperiode stelt verweerder dat op grond van artikel 12b en 12c van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (hierna: Dagloonbesluit) het dagloon wordt gebaseerd op het loon genoten in de referteperiode. Onder referteperiode wordt verstaan de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ongeschiktheid tot werken is ingetreden, dus 19 juli 2020 tot en met 18 juli 2021.

Beoordeling door de rechtbank

Tijdigheid ziekmelding
5.1
Artikel 29b, vierde lid, van de ZW bepaalt dat de werknemer die recht heeft op een WIA-uitkering en van wie de dienstbetrekking wordt voortgezet nadat het recht is vastgesteld, gedurende vijf jaren recht heeft op ziekengeld bij arbeidsongeschiktheid. Dit is de zogeheten no-riskpolis.
5.2
Indien de werknemer aanspraak maakt op een uitkering op basis van de no-riskpolis, is de werkgever, op grond van de artikelen 38a en 38b van de ZW verplicht om daarvan (tijdig) melding te doen bij het Uwv. In beginsel is sprake van een tijdige ziekteaangifte indien deze plaatsvindt uiterlijk op de eerste dag na zes weken gerekend vanaf de eerste werkdag waarop de verzekerde ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid (dit volgt uit artikel 38a, derde lid, van de ZW). Dit is het uitgangspunt indien de werkgever ervan op de hoogte is dat de werknemer recht heeft op een ZW-uitkering op grond van de no-riskpolis. Als de werkgever dit niet heeft gedaan omdat het voor de werkgever niet duidelijk was dat de werknemer recht heeft op een ZW-uitkering op grond van de no-risk, dan geldt de aangifte als tijdig gedaan indien deze zo spoedig mogelijk, doch in elk geval niet later dan de vierde dag na het tijdstip waarop het hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat de werknemer recht heeft op een ZW-uitkering op grond van de no-riskpolis (dit volgt uit artikel 38b, tweede lid, tweede volzin, van de ZW).
5.3
Op grond van de artikelen 38a, negende lid, van de ZW, en artikel 38b, tweede lid, tweede volzin, geldt dat bij een niet op tijd gedane ziekteaangifte dan wel - door onduidelijkheid over aanspraak op ZW - later alsnog gedane ziekteaangifte, het ziekengeld met terugwerkende kracht wordt toegekend over de verstreken periode, doch ten hoogste over een jaar. De mate van terugwerkende kracht is dus beperkt tot één jaar.
6. In deze zaak staat centraal of de ziekmelding die eiseres bij het Uwv heeft gedaan op tijd heeft plaatsgevonden. Het is eiseres er daarbij met name om te doen dat de eerste ZW-dag verder terug in de tijd komt te liggen (namelijk op 6 september 2021). De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de door eiseres aan haar werknemer vanaf 6 september 2021 betaalde ziekengeld vergoedt vanaf 20 januari 2022.
7. Eiseres heeft in dit kader aangevoerd dat zij er niet van op de hoogte was dat een no-riskpolis voor de werknemer gold. Zij heeft gewacht op de uitkomst van de WIA-beoordeling.
8.1
De rechtbank volgt eiseres niet. Eiseres was er, zo oordeelt de rechtbank, wel degelijk van op de hoogte dat voor de werknemer een no-riskpolis gold. Zo is er per 18 juli 2019 aan de werknemer ziekengeld toegekend, waarbij de uitkering is overgemaakt aan eiseres en waarover in het besluit van 24 juli 2019 staat vermeld dat de werknemer aan de voorwaarden voor de no-riskpolis voldoet. Eiseres heeft dat besluit ontvangen. Ook per 10 februari 2020 is - na een ziekteaangifte door eiseres - per gelijke datum 100% ziekengeld betaald. In het besluit van 18 februari 2020, dat ook aan eiseres is gezonden, staat vermeld dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden voor een no-riskpolis. Eiseres heeft op de zitting gezegd dat er na de ziekmelding van 6 september 2021 met die ziekmelding niets is gedaan. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verder gezegd zich niet te kunnen herinneren waarom hij op 19 januari 2023 contact met het KCC van het Uwv heeft opgenomen. Eiseres heeft ook geen navraag gedaan bij de werknemer, hoewel daar gelet op de verzuimgeschiedenis en het voor de werkgever bekende uitkeringsverleden directe aanleiding toe was. Eiseres heeft al met al geen enkele verklaring gegeven voor de te late ziekmelding.
8.2
Ook het betoog dat eiseres in afwachting was van het resultaat van de WIA-beoordeling volgt de rechtbank niet. De rechtbank verwijst naar de eerdere ziekte-aangiftes die door de werkgever zijn gedaan, ook in de situatie dat er nog een (gedeeltelijke) WIA-uitkering liep. De werkgever heeft bovendien in 2022 een onderzoek laten doen door Margolin naar re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. In het rapport van 8 september 2022 staat over het verzuimverleden van de werknemer vermeld:
“In 2015 is er een WIA-beschikking af(ge)geven op 24-7-2015 van 40% WGA. In 2021 is de WGA uitkering stopgezet.”Gezien de eerdere ziekmeldingen in 2019 en 2020 had in ieder geval dat onderdeel van het rapport voor de werkgever aanleiding moeten zijn om in actie te komen ten aanzien van de ziekmelding van 6 september 2021.
8.3
Voor zover eiseres bedoelt een beroep te doen op het vertrouwensbeginsel omdat zij een advies van het KCC heeft opgevolgd, verwijst de rechtbank naar 1.2. Het advies van het KCC was om een ziekmelding te doen op basis van de no-riskpolis en te kijken of er een toekenning zou komen, zodat eiseres alsnog misschien de ZW-uitkering zou terugkrijgen. Van een rechtens te honoreren toezegging is daarbij geen sprake geweest.
9. De wet laat geen ruimte voor een terugwerkende kracht langer dan een jaar. Nu de ziekteaangifte plaatsvond op 19 januari 2023 en eiseres blijkens het voorgaande niet heeft voldaan aan de wettelijke bepalingen, kan verweerder het ziekengeld slechts toekennen met terugwerkende kracht over de periode van één jaar, derhalve vanaf 20 januari 2022. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Referteperiode dagloon
10. Wat betreft de berekening van het dagloon staat de hoofdregel in artikel 15, eerste lid, van de ZW. Artikel 15 is dwingendrechtelijk van aard en geeft het Uwv geen ruimte hiervan af te wijken, behalve in de situaties die in het Dagloonbesluit worden genoemd. Zoals in artikel 12c, eerste lid, van het Dagloonbesluit is opgenomen wordt onder referteperiode verstaan de periode van een jaar die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid tot werken is ingetreden. De laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan de eerste ziektedag is 18 juli 2021. Dit betekent dat de referteperiode 19 juli 2020 tot en met 18 juli 2021 is. Het Dagloonbesluit bevat verder geen uitzonderingsgeval dat van toepassing is op de werknemer. Het betoog van eiseres slaagt ook op dit punt niet.

Conclusie

11. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Er is geen aanleiding om een proceskostenveroordeling toe te kennen. Eiseres krijgt haar griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.