Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker 2], verzoekers
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 875,00.
Rechtbank Den Haag
In de uitspraak van 2 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL23.39654 en NL23.39489. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. E. Ebes, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S. Kowsari, heeft de aanvragen van verzoekers niet in behandeling genomen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen.
De voorzieningenrechter heeft op 23 januari 2024 de verzoeken behandeld, samen met andere aanverwante zaken. Tijdens de zitting zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de uitspraak in de bodemzaken (NL23.39653 en NL23.39488), een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom zijn de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, vastgesteld op € 875,00, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten zijn toegekend voor de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.