ECLI:NL:RBDHA:2024:2142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39654 en NL23.39489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met proceskostenveroordeling

In de uitspraak van 2 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL23.39654 en NL23.39489. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. E. Ebes, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S. Kowsari, heeft de aanvragen van verzoekers niet in behandeling genomen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen.

De voorzieningenrechter heeft op 23 januari 2024 de verzoeken behandeld, samen met andere aanverwante zaken. Tijdens de zitting zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de uitspraak in de bodemzaken (NL23.39653 en NL23.39488), een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom zijn de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.

Desondanks heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, vastgesteld op € 875,00, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten zijn toegekend voor de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.39654 en NL23.39489
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen [verzoeker 1]en
[verzoeker 2], verzoekers
V-nummers: [V nummer 1] en [V nummer 2]
(gemachtigde: mr. E. Ebes), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluiten van 15 december 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaken NL23.39653 en NL23.39488, op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen C. Naklyaga en A. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL23.39653 en NL23.39488, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,00 (1 punt voor het indienen van nagenoeg identieke verzoekschriften met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1). Gezien de gelijktijdige behandeling ter zitting, worden de kosten voor het verschijnen ter zitting al vergoed in de bodemzaak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 875,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.