ECLI:NL:RBDHA:2024:21415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
NL24.41316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Peruaanse eiseres wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Peruaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres diende op 7 mei 2023 een asielaanvraag in, die op 15 oktober 2024 door de minister werd afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 4 december 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft haar asielaanvraag ingediend omdat zij vreest voor huiselijk geweld door haar echtgenoot bij terugkeer naar Peru. De minister erkent dat er psychische en fysieke mishandeling heeft plaatsgevonden, maar oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Peru gegronde vrees voor vervolging heeft. De minister stelt dat eiseres zich kan wenden tot de Peruaanse autoriteiten voor bescherming, wat eiseres betwist.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet als vluchteling kan worden aangemerkt volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank wijst erop dat eiseres nooit eerder bescherming heeft gezocht bij de Peruaanse autoriteiten en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen om bescherming bij hen zinloos zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de minister in stand blijft en eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41316

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
geboren op [geboortedatum]
van Peruaanse nationaliteit
(gemachtigde: mr. A. Szirmai),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 7 mei 2023 een asielaanvraag ingediend. Op 15 oktober 2024 heeft de minister deze aanvraag met het bestreden besluit afgewezen als ongegrond. Daarbij heeft de minister een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken aan eiseres opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2024 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij, samen met haar minderjarige zoontje, Peru heeft verlaten omdat zij zich bij haar echtgenoot in Duitsland wilde voegen. Haar echtgenoot was enkele maanden eerder uit Peru vertrokken en heeft in Duitsland asiel aangevraagd. Eiseres mocht op Schiphol niet doorreizen en heeft toen samen met haar zoontje in Nederland asiel aangevraagd. Eiseres is in 2013 getrouwd maar het huwelijk tussen eiseres en haar echtgenoot is vanaf het begin niet goed geweest. Hij mishandelde eiseres al langere tijd psychisch. Dit gebeurde al toen zijn nog in Peru samenleefden. Toen eiseres en haar zoon een keer bij haar echtgenoot op bezoek waren in Duitsland, heeft hij haar mishandeld. De asielaanvraag in Duitsland van de echtgenoot van eiseres is begin 2024 afgewezen. Haar echtgenoot heeft toen gevraagd hun zoontje te mogen zien voordat hij terug zou keren naar Peru. Op 31 januari 2024 heeft eiseres hun zoontje naar haar echtgenoot gebracht zodat hij daar een paar dagen kon blijven. Bij die gelegenheid heeft haar echtgenoot hun zoontje zonder toestemming van haar meegenomen naar Peru. Eiseres vreest bij terugkeer naar Peru voor huiselijk geweld door haar echtgenoot en is bang dat haar zoon haar zal worden afgenomen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
-Identiteit, nationaliteit en herkomst
-Problemen met echtgenoot
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat beide asielmotieven geloofwaardig zijn. De minister acht het geloofwaardig dat er psychische mishandeling heeft plaatsgevonden in Peru en dat er een fysieke mishandeling heeft plaatsgevonden in Duitsland.
5.1.
De minister neemt het standpunt in dat eiseres geen vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Uit het asielrelaas van eiseres blijkt niet van een gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Peru. De minister acht de psychische mishandelingen en de fysieke mishandeling geloofwaardig, maar eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar bij terugkeer hetzelfde zal gebeuren. Daarnaast kan eiseres als haar echtgenoot opnieuw signalen van mogelijk geweld geeft zich richten tot de Peruaanse autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het vragen van bescherming bij de Peruaanse autoriteiten in haar geval bij voorbaat zinloos is. Eiseres heeft zich ook nog nooit tot de Peruaanse autoriteiten gericht en kan dus niet op grond van eerdere ervaringen concluderen dat deze autoriteiten haar geen bescherming willen bieden.
Oordeel
6. Eiseres voert aan dat het standpunt van de minister dat zij zich tot de Peruaanse autoriteiten dient te wenden wanneer haar echtgenoot na haar terugkeer in Peru signalen van gewelddadigheid toont, onbegrijpelijk is. Eiseres stelt dat het inroepen van bescherming door de Peruaanse autoriteiten bij voorbaat zinloos is. Daarbij vindt eiseres dat zij haar vrees dat zij bij terugkeer in Peru (opnieuw) zal worden mishandeld door haar echtgenoot aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres vindt het onterecht dat de minister voor de door haar gestelde vrees geen ondersteunende waarde toekent aan de aangifte die zij tegen haar echtgenoot heeft gedaan van ontvoering van hun zoontje.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht het standpunt inneemt dat eiseres zich, wanneer de gestelde problemen met haar echtgenoot zich in de toekomst voordoen, voor bescherming kan wenden tot de Peruaanse autoriteiten. Daarbij weegt de minister terecht mee dat uit de verklaringen van eiseres blijkt dat zij niet meer wil gaan samenleven met haar echtgenoot waardoor de kans op herhaling klein lijkt. Daarnaast acht de minister het terecht niet aannemelijk dat het voor eiseres zinloos is om zich voor bescherming tot Peruaanse autoriteiten te richten, mochten zich desondanks problemen voordoen. In het verleden heeft eiseres zich nooit tot de Peruaanse autoriteiten gewend in verband met de gestelde problemen met haar echtgenoot. Eiseres verklaart ook verder geen negatieve ervaringen met de Peruaanse autoriteiten te hebben. Voor de onderbouwing van haar stelling dat het zinloos is bescherming te vragen aan de Peruaanse autoriteiten bij eventuele problemen verwijst eiseres naar enkele passages uit het rapport Peru-country focus van september 2023. [1] De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht het standpunt inneemt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verschillende aangehaalde passages op haar situatie van toepassing zijn en dat daaruit volgt dat het voor eiseres bij voorbaat zinloos is om bescherming te vragen bij de Peruaanse autoriteiten. De minister acht de aangifte van eiseres tegen haar echtgenoot terecht onvoldoende om het door haar gestelde misdrijf van ontvoering van hun zoontje door haar echtgenoot aannemelijk te maken. De minister neemt terecht het standpunt in dat op basis van alleen deze aangifte onvoldoende blijkt over de feitelijke gang van zaken en de juridische kwalificatie van het handelen van haar echtgenoot. Anders dan eiseres stelt, neemt de minister daarmee niet het standpunt in dat eiseres een valse aangifte heeft gedaan. De minister neemt alleen het standpunt in dat hij aan deze aangifte niet de waarde kan toekennen die eiseres daaraan wil geven.
6.2.
Op grond van het vorenstaande neemt de minister terecht het standpunt in dat niet blijkt van gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Peru en dat eiseres geen vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Eckert, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Peru-country focus van EUAA van september 2023, p. 51-53.