ECLI:NL:RBDHA:2024:21415
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Peruaanse eiseres wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Peruaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres diende op 7 mei 2023 een asielaanvraag in, die op 15 oktober 2024 door de minister werd afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 4 december 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft haar asielaanvraag ingediend omdat zij vreest voor huiselijk geweld door haar echtgenoot bij terugkeer naar Peru. De minister erkent dat er psychische en fysieke mishandeling heeft plaatsgevonden, maar oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Peru gegronde vrees voor vervolging heeft. De minister stelt dat eiseres zich kan wenden tot de Peruaanse autoriteiten voor bescherming, wat eiseres betwist.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet als vluchteling kan worden aangemerkt volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank wijst erop dat eiseres nooit eerder bescherming heeft gezocht bij de Peruaanse autoriteiten en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen om bescherming bij hen zinloos zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de minister in stand blijft en eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.