ECLI:NL:RBDHA:2024:2141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL24.399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en indirect refoulement in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Volgens deze verordening mag de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling.

Eiser voert aan dat overdracht aan Duitsland indirect refoulement betekent, omdat hij behoort tot de Jezidi's die in Irak zijn vervolgd. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij eiser kan aantonen dat er een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met mensenrechten. Eiser heeft echter niet aangetoond dat er systeemfouten zijn in de Duitse asielprocedure, waardoor de rechtbank niet verder kan onderzoeken of er een risico op schending van het beginsel van non-refoulement bestaat. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.399
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummmer] , eiser (gemachtigde: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, R. Najjar als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Indirect refoulement
5. Eiser voert aan dat overdracht aan Duitsland indirect refoulement betekent. Eiser behoort tot de Jezidi's afkomstig uit Dohuk, de regio waarin IS in 2014 genocide heeft gepleegd. Het huis van eiser is vernield en hij verbleef sindsdien met zijn vrouw en kinderen in diverse vluchtelingenkampen in Iraaks-Koerdistan waar de omstandigheden erbarmelijk zijn en Jezidi's in ernstige mate worden gediscrimineerd, waardoor zij geen inkomen kunnen verwerven. In het Duitse beleid met betrekking tot Jezidi's is daar onvoldoende rekening mee gehouden.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Duitsland, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Duitse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zich in haar uitspraak van 30 november 20232 uitgelaten over het toetsingskader van indirect refoulement in het kader van de Dublinprocedure. Hieruit volgt dat de rechtbank niet mag onderzoeken of er in Duitsland een risico op schending van het beginsel van non-refoulement bestaat, wanneer de rechtbank niet vaststelt dat er in Duitsland sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor personen die om internationale bescherming verzoeken.3 Meningsverschillen tussen de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de verzoekende lidstaat, enerzijds, en van de aangezochte lidstaat, anderzijds, over de uitlegging van de materiële voorwaarden voor internationale bescherming tonen niet aan dat er sprake is van systeemfouten.4
Eiser heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake zou zijn van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Duitsland. Daarom onderzoekt de rechtbank niet of er in Duitsland een risico op schending van het beginsel van non-refoulement bestaat. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
2 ECLI:EU:C:2023:934.
3 ECLI:EU:C:2023:934, r.o. 142.
4 ECLI:EU:C:2023:934, r.o. 142.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.