ECLI:NL:RBDHA:2024:21390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
NL24.14043, NL24.14046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER en verzoek voorlopige voorziening in het bestuursrecht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres, een Surinaamse vrouw, heeft op 3 juni 2022 een aanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 30 december 2022 is afgewezen. De afwijzing is bevestigd in een bestreden besluit van 6 maart 2024. Eiseres stelt dat haar kinderen, die de Nederlandse nationaliteit hebben, naar Nederland zouden komen, maar dat hun vader hen tegenhoudt. De rechtbank heeft op 17 september 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat de kinderen van eiseres niet in Nederland verblijven en zij dus niet gedwongen worden de EU te verlaten. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding af, omdat het onduidelijk is wanneer de kinderen daadwerkelijk naar Nederland zullen komen. Eiseres stelt dat de hoorplicht is geschonden, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is, aangezien er geen twijfel was dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.14043 en NL24.14046.

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres en verzoeker (hierna: eiseres)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Erik),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Franca).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1
Eiseres heeft op 3 juni 2022 een aanvraag ingediend tot het verstrekken van een verblijfsdocument EU/EER [1] .
1.2
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 december 2022 (primaire besluit) afgewezen.
1.3
Met het bestreden besluit van 6 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij deze afwijzing gebleven.
1.4
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL24.14043) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiseres de voorzieningenrechter verzocht om, samenhangend met dit beroep, een voorlopige voorziening (NL24.14046) te treffen.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Eiseres heeft haar echtgenoot meegenomen als toehoorder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1986 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Zij heeft een afgeleid verblijfsrecht gevraagd op grond van het recht van de Europese Unie, omdat zij de verzorgend ouder is van haar drie minderjarige Nederlandse kinderen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. De drie Nederlandse kinderen van eiseres verblijven namelijk niet in Nederland.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het besluit. Primair stelt eiseres dat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd en onzorgvuldig tot stand gekomen is en daarom moet worden vernietigd. Eiseres is naar Nederland gekomen met de bedoeling dat de kinderen haar zo snel mogelijk zouden volgen. Het afgeleide verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU [2] dat eiseres heeft gevraagd, bestaat al op het moment dat de intentie er is dat de kinderen zich onverwijld bij eiseres voegen. Dat was ook de afspraak met de ex-echtgenoot van eiseres, de vader van de kinderen, maar hij frustreert hun reis naar Nederland. Verweerder heeft ook ten onrechte niet willen wachten met de besluitvorming totdat de kinderen naar Nederland zouden zijn gekomen. Eiseres heeft in Suriname een procedure lopen over de voogdij van de kinderen, waarin op 19 november 2024 uitspraak zal worden gedaan. De verwachting is dan ook dat de kinderen binnen afzienbare tijd naar Nederland komen. Subsidiair verzoekt eiseres om aanhouding, in afwachting van de uitspraak van de Surinaamse rechter. Tot slot stelt eiseres dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek van eiseres om aan haar een afgeleid verblijfsrecht toe te kennen heeft mogen afwijzen. Zij legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Heeft eiseres een van haar kinderen afgeleid verblijfsrecht?
5. Op grond van het recht van de Europese Unie kan een afgeleid verblijfsrecht bestaan zoals bepaald in het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie (het Hof). [3] Op grond daarvan kan een verzorgende ouder van een Nederlands minderjarig kind onder bepaalde voorwaarden rechtmatig verblijf hebben in Nederland. [4] Eén van de voorwaarden hiervoor is dat de ouder alleen of met de andere ouder zorgt voor de minderjarige kinderen. Een andere voorwaarde is dat de kinderen zodanig afhankelijk van de verzorgende ouder zijn, dat zij het grondgebied van de Europese Unie zouden moeten verlaten als aan de verzorgende ouder een verblijfsrecht wordt geweigerd.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft tegengeworpen dat nu de kinderen van eiseres niet in Nederland verblijven, zij niet gedwongen worden de Europese Unie te verlaten als aan eiseres geen verblijf wordt toegestaan. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiseres daarmee niet binnen de reikwijdte van het arrest Chavez-Vilchez valt. De rechtbank stelt vast dat verweerder de bezwaarprocedure op verzoek van eiseres meer dan 14 maanden heeft aangehouden in afwachting van de komst van de kinderen van eiseres naar Nederland. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen beslissen de procedure niet nog langer aan te houden in afwachting van hun komst. Dat eiseres wel de intentie heeft om haar kinderen naar Nederland te laten komen, maar hierin door hun vader wordt tegengewerkt, is niet doorslaggevend. Hoewel invoelbaar dat dit voor eiseres moeilijk is, staat het immers nog niet vast dat de kinderen daadwerkelijk naar Nederland zullen komen. Ook de uitspraak van het Hof van 22 juni 2023 [5] , waar eiseres in de gronden van beroep naar verwijst, maakt dit niet anders. In deze zaak heeft het Hof geoordeeld dat:
“Artikel 20 VWEU aldus moet worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een minderjarig kind dat als burger van de Europese Unie de nationaliteit van een lidstaat bezit, sinds zijn geboorte buiten het grondgebied van die lidstaat woont en nooit op het grondgebied van de Unie heeft verbleven, niet uitsluit dat een van zijn ouders, een derdelander van wie dit kind afhankelijk is, in aanmerking komt voor een afgeleid verblijfsrecht op grond van dat artikel, voor zover vaststaat dat dit kind samen met die ouder het grondgebied van de lidstaat waarvan het de nationaliteit bezit, zal binnenkomen en er zal verblijven.”
Nu niet vaststaat dat de kinderen van eiseres daadwerkelijk naar Nederland zullen komen, gaat de vergelijking met deze zaak dus niet op.
5.2
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek om de behandeling van het beroep aan te houden, totdat de rechtbank in Suriname uitspraak heeft gedaan, af. Ter zitting is toegelicht dat na een eventuele inwilligende uitspraak nog zaken geregeld moeten worden, zoals het aanvragen van een paspoort voor de kinderen. Ook als de rechtbank in Suriname uitspraak heeft gedaan en de verzoeken van eiseres toewijst, is het dus niet meteen duidelijk wanneer de kinderen daadwerkelijk naar Nederland kunnen komen.
Heeft verweerder de hoorplicht geschonden?5.3 Volgens eiseres is de hoorplicht geschonden omdat zij zonder haar gemachtigde is gehoord en niet in staat is gesteld om nog stukken in te dienen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Het bestuursorgaan mag slechts afzien van het horen, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [6] Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat eiseres meermaals telefonisch is gevraagd naar de laatste stand van zaken met betrekking tot de kinderen. Verweerder heeft toegelicht dat er daarbij niet is gebleken dat eiseres in aanwezigheid van haar gemachtigde gehoord wilde worden, noch dat zij in bezwaar nadere stukken wilde overleggen. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de gronden in het bezwaarschrift is daarmee in dit geval aan de maatstaf voldaan om af te kunnen zien van het horen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER op goede gronden heeft afgewezen.
7. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [7] .
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.S. Clerx, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze datum van verzending ziet u hierboven.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep

of verzet open.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.
3.Op grond van artikel 20 van het VWEU en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, zaak C-133/15, Chavez-Vilchez, ECLI:EU:C:2017:354.
4.Op grond van artikel 8, aanhef en onder e van de Vw en paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 juni 2023, zaak C459/20, X, ECLI:EU:C:2023:499.
6.Zie artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid van de Awb.