ECLI:NL:RBDHA:2024:21389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/09/674159 / FA RK 24-7418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en gebruiksrecht echtelijke woning in het kader van een vechtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 een beschikking gegeven in een voorlopige voorzieningenprocedure tussen twee ouders die in een vechtscheiding verwikkeld zijn. Beide ouders hebben verzocht om toevertrouwing van hun kinderen en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders samen met de kinderen in de echtelijke woning verblijven, maar dat er grote spanningen zijn tussen hen, wat niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft daarom gekozen voor een 'birdnesting' regeling, waarbij de kinderen afwisselend bij de moeder en de vader in de woning verblijven, maar waarbij de ouders niet gelijktijdig in de woning zijn. Dit is gedaan om de kinderen in hun vertrouwde omgeving te houden en om de impact van de scheiding op hen te minimaliseren.

De moeder heeft aangevoerd dat zij de kinderen beter kan verzorgen en dat het in hun belang is dat zij in de woning blijven. De vader heeft echter betwist dat de moeder de stabiliteit kan bieden die de kinderen nodig hebben. De rechtbank heeft beide verzoeken van de ouders beoordeeld en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie niet voort te zetten. De rechtbank heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de beurt bij de ouders verblijven, en heeft bepaald dat de ouders de woning afwisselend gebruiken.

Daarnaast heeft de rechtbank ook een voorlopige regeling voor kinderalimentatie besproken, maar heeft geconcludeerd dat de vader op dit moment geen kinderalimentatie aan de moeder hoeft te betalen, gezien zijn financiële situatie. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om samen te werken aan een definitieve oplossing voor hun situatie, met behulp van professionele begeleiding. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-7418
Zaaknummer: C/09/674159
Datum beschikking: 13 december 2024

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 17 oktober 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Ahmadi te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.F. van Galen te Alphen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- de brief van 29 november 2024, met bijlagen, namens de moeder.
Op 3 december 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder en de vader met hun advocaten en namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) [naam] .
Namens de vader zijn nadere stukken overgelegd, te weten een door hem al bij de rechtbank ingediende brief van 2 december 2024, met bijlagen.
Na de zitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief van 2 december 2024, met bijlagen, namens de vader.

Feiten

- De vader en de moeder zijn op [datum] 2017 te Alphen aan den Rijn een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan.
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats 1] ,
- [minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats 2] .
- De kinderen verblijven op dit moment samen met de ouders in de echtelijke woning.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de moeder strekt ertoe dat:
- de moeder gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan [adres] ( [postcode] ) te [plaatsnaam] , met het bevel dat de vader die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
- de minderjarige kinderen van partijen aan de moeder worden toevertrouwd;
- een door de vader aan de moeder te betalen voorlopige kinderalimentatie van
€ 350,- per maand per kind wordt vastgesteld, met ingang van de datum van de beschikking, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als de rechtbank juist acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer. De vader concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de moeder dan wel tot afwijzing van de verzoeken.
Tevens verzoekt de vader zelfstandig nog:
-
primair: te bepalen dat de kinderen aan de vader worden toevertrouwd en tussen de moeder en de kinderen een zorgregeling te bepalen die inhoudt dat de kinderen iedere woensdagmiddag uit school tot 19.00 uur en eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondagavond 19.00 uur bij de moeder zullen verblijven, waarbij de ouder bij wie de kinderen voor het laatst verblijven de kinderen naar de andere ouder brengt;
s
ubsidiair: te bepalen dat er een co-ouderschapsregeling geldt die inhoudt dat de kinderen in de even weken bij de vader en in de oneven weken bij de moeder zullen verblijven, waarbij de ouder bij wie de kinderen voor het laatst verblijven de kinderen maandagochtend naar school brengt;
uiterst subsidiair: tussen de vader en de kinderen een zodanige zorgregeling te bepalen als de rechtbank juist acht;
- een vakantie- en feestdagenregeling vast te stellen zoals beschreven achter randnummer 74 van dit processtuk, althans zodanige vakantie- en feestdagenregeling vast te stellen als de rechtbank juist acht;
-
primair: te bepalen dat de vader bij uitsluiting van de moeder gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de (echtelijke) woning die is gelegen te ( [postcode] ) [plaatsnaam] aan het adres [adres] , met bevel aan de moeder deze woning te verlaten en niet meer te betreden;
s
ubsidiair:te bepalen dat partijen gerechtigd zullen zijn tot het gebruik van de (echtelijke) woning die is gelegen te ( [postcode] ) [plaatsnaam] aan het adres [adres] , zoals omschreven achter randnummer 84 van dit processtuk;
uiterst subsidiair: ter zake het genot en het gebruik van de echtelijke woning en inboedel een beslissing te nemen als de rechtbank juist acht;
- voor zover de kinderen aan hem worden toevertrouwd, te bepalen dat de moeder met ingang van de datum van de in deze zaak te wijzen beschikking kinderalimentatie aan de vader dient te betalen ten behoeve van de kinderen ten bedrage van € 25,- per kind per maand, althans zodanige bedrag als de rechtbank juist acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Toevertrouwing van de kinderen, de woning en de zorgregeling
De moeder verzoekt de kinderen aan haar toe te vertrouwen. Ter onderbouwing van haar verzoek voert de moeder aan dat zij tijdens de relatie grotendeels voor de kinderen heeft gezorgd. De vader heeft altijd voltijds gewerkt. De moeder stelt in staat te zijn rust en stabiliteit aan de kinderen te bieden. Verder verzoekt de moeder te bepalen dat zij bij uitsluiting van de vader gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning. Hiertoe voert zij aan dat zij met de kinderen nergens anders terecht kan, terwijl de vader als alleenstaande man beter in staat is om voorlopig ergens onderdak te vinden. Verder is het in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven wonen. De school van de kinderen is op loopafstand van de woning. Mede gelet op het feit dat het de bedoeling is dat de kinderen hun hoofdverblijf bij haar zullen hebben, is het volgens de moeder redelijk en billijk om het voorlopig gebruiksrecht van de huurwoning aan haar toe te kennen.
De vader kan zich niet verenigen met de verzoeken van de moeder. Hij betwist dat de moeder de stabiliteit en rust kan bieden waar de kinderen gebaat bij zijn. Sterker nog, volgens de vader handelt de moeder (veelvuldig) in strijd met zwaarwichtige belangen van de kinderen. De vader maakt zich ernstig zorgen over het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen en vindt daarom dat de kinderen terstond aan hem moeten worden toevertrouwd. Ter onderbouwing hiervan heeft de vader diverse videobewijzen met transcripties overgelegd waaruit zou blijken dat de moeder kampt met oncontroleerbare woede-uitbarstingen, ruzie met de vader maakt in het bijzijn van de kinderen en de moeder zich onnodig grievend jegens de vader uitlaat, mede waardoor de kinderen angst en paniek ervaren. De vader stelt dat hij samen met zijn netwerk die rust en stabiliteit aan de kinderen wel kan bieden. Volgens de vader wenst de moeder alles van hem af te pakken. Bovendien heeft de moeder, anders dan hij, geen voorlopige zorgregeling verzocht. Verder stelt de vader dat de moeder de huur van de woning niet zal kunnen betalen en dat het juist de moeder is die vervangende woonruimte heeft en hij niet. Zo verblijft zij nu ook al regelmatig bij haar nieuwe partner en haar ouders.
Uit de stukken en wat op de zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank gebleken dat tussen de ouders een heftige strijd is ontstaan. De strijd bevat alle elementen van een vechtscheiding, waarbij de ouders elkaar over en weer verwijten maken, elkaar diskwalificeren als ouders en elkaar wantrouwen. Er is al een langere periode sprake van grote spanningen tussen de ouders. Deze spanningen leiden regelmatig tot flinke verbale, maar ook fysieke ruzies in aanwezigheid van de kinderen, waarbij over en weer de ene ouder de andere ouder filmt of opneemt. De kinderen lijken klem te zitten tussen de ouders. Verder is gebleken dat de wijkagent en Veilig Thuis al betrokken zijn.
Met de Raad vindt de rechtbank dit alles zeer zorgelijk. De vader en de moeder wonen samen met de kinderen in de echtelijke woning. Er bestaan grote spanningen tussen de ouders in de thuissituatie. De rechtbank vindt het –evenals de Raad– niet in het belang van de kinderen dat de huidige situatie wordt gecontinueerd. Omdat beide ouders hebben verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, de toevertrouwing van de kinderen en de vader een (ruime) voorlopige zorgregeling moet de rechtbank een belangenafweging maken, waarbij het belang van de kinderen moet prevaleren boven het belang van de ouders. Gevraagd naar het belang hebben beide ouders vooral benadrukt wat hun eigen rol in het leven van de kinderen is zonder tot een constructieve oplossing te komen. Voor beide ouders is het gecompliceerd om alternatieve woonruimte te vinden. Dat betekent ook dat een zorgregeling onder ernstige druk zou komen te staan wanneer het de vertrekkende ouder niet zou lukken om op korte termijn – ook voor de kinderen – passende woonruimte te vinden. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn dat de kinderen in dat geval niet in staat zijn om bij beide ouders afzonderlijk te verblijven. De rechtbank vindt dat niet in hun belang. Vaststaat dat beide ouders op dit moment geen eigen woonruimte hebben. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het voor beide ouders niet prettig zal zijn, is gebleken dat er wel mogelijkheden zijn om elders te verblijven. Verder staat vast dat de kinderen belang hebben om in de woning te blijven, zodat er voor hen zo min mogelijk verandert. De kinderen hoeven dan niet te verhuizen, kunnen het contact met beide ouders op eenvoudige wijze onderhouden en kunnen in hun vertrouwde omgeving hun eigen leven voortzetten. Naar het oordeel van de rechtbank sluit Birdnesting daarom het meeste aan bij het belang van de kinderen zoals ook op de zitting is aangegeven. Gelet op dit alles zal in het kader van deze voorlopige voorziening een zorgregeling aan de orde zijn waarbij de kinderen een periode samen met de moeder en een periode samen met de vader in de woning verblijven en dat de ouders niet meer gelijktijdig in de woning zijn.
De rechtbank heeft op de zitting een dringend beroep op de ouders gedaan om met behulp van de raadsvertegenwoordiger en de advocaten samen afspraken te maken over de invulling van een voorlopige zorgregeling, waarbij rekening moet worden gehouden met wat de vader in verband met zijn werk kan waarmaken. Na een schorsing hebben de ouders aangegeven dat zij de volgende afspraken hebben gemaakt. De vader verblijft om het weekend (het weekend waarop de vader niet op zaterdag werkt) van vrijdag na zijn werk (18 uur) tot aan maandag naar school met de kinderen in de echtelijke woning. Daarnaast verblijft de vader ook iedere dinsdag uit school (14.30 uur) tot donderdagochtend naar school met de kinderen in de woning. De overdracht van beide kinderen vindt telkens op de school van [minderjarige 1] plaats, behalve op de vrijdag. Deze regeling zal onmiddellijk na de zitting ingaan. De rechtbank zal deze afspraken als voorlopige zorgregeling vaststellen.
Bij voorgaande afspraken sluit aan dat de rechtbank zal bepalen dat op de momenten dat de moeder de zorg voor de kinderen heeft, zij het uitsluitend gebruik van de woning heeft en op de momenten dat de vader de zorg voor de kinderen heeft, hij het uitsluitend gebruik van de woning heeft. De rechtbank zal de verzoeken daartoe over en weer dus voor een deel toewijzen.
Zowel de moeder als de vader hebben daarnaast nog verzocht om de kinderen aan haar dan wel hem toe te vertrouwen. Omdat er een ‘birdnestingregeling’ is afgesproken, ziet de rechtbank geen reden om de kinderen aan één van de ouders toe te vertrouwen. De rechtbank zal de verzoeken van de moeder en de vader daarom afwijzen.
De rechtbank benadrukt bij het voorgaande dat duidelijk is dat de situatie van ‘birdnesting’ niet eindeloos voortgezet kan worden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de ouders op vrij korte termijn in overleg, samen met hun advocaten dan wel onder begeleiding van een professionele derde (mediator in de procedure tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap of een hulpverlener via een traject Ouderschapsbemiddeling) tot een meer definitieve oplossing zullen komen.
De rechtbank geeft de ouders mee dat zij via een traject Ouderschapsbemiddeling (bijvoorbeeld Ouderschap Blijft) zullen moeten gaan werken aan verbetering van hun verstandhouding en onderlinge communicatie. De rechtbank vindt dit – evenals de Raad op zitting heeft geadviseerd – in het belang van de kinderen zodat zij in ieder geval in staat zijn samen als ouders van de kinderen afspraken te maken en dat de kinderen onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. De kinderen zijn immers nog jong en de huidige strijd tussen de ouders is zeer belastend voor hen. De ouders kunnen via de huisarts van de kinderen zich aanmelden voor een dergelijk traject.
Vakantie- en feestdagenregeling
De vader verzoekt een vakantie- en feestdagenregeling vast te stellen zoals beschreven onder randnummer 74 van zijn verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken. Op de zitting heeft de moeder aangegeven hiermee te kunnen instemmen. Mede gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de vader zoals hierna opgenomen in het dictum toewijzen, omdat de rechtbank dit ook in het belang van de kinderen vindt.
De rechtbank merkt daarbij op dat zolang de ‘birdnestingregeling’ van toepassing is, ook bij de vakantie- en feestdagenregeling voorlopig zal gelden dat op de momenten dat de ene ouder de zorg voor de kinderen heeft en met de kinderen in de echtelijke woning zal verblijven de andere ouder de woning moet verlaten.
Voorlopige kinderalimentatie
De rechtbank stelt voorop, nu – zoals hiervoor is overwogen – een ‘birdnestingregeling’ wordt vastgesteld en toevertrouwing in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure niet aan de orde is, de rechtbank het verzoek van de moeder als uitgangspunt zal nemen.
De moeder verzoekt een voorlopige kinderalimentatie van € 350,- per maand per kind vast te stellen, althans uit de door haar als productie 13 overgelegde draagkrachtberekening volgt een kinderalimentatie van € 283,- per maand per kind. De vader verweert zich hiertegen.
Bij de beoordeling van het verzoek tot kinderalimentatie stelt de rechtbank verder voorop dat deze voorlopige vaststelling het karakter heeft van een ordemaatregel. Daarbij is het uitgangspunt dat wordt uitgegaan van de actuele situatie van de ouders, voor zover de rechtbank daar voldoende inzicht in heeft. Indien de rechtbank onvoldoende inzicht in de situatie van de ouders heeft, zal de rechtbank beoordelen wat zij redelijk acht en in dat kader een schatting maken.
Behoefte
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind (de behoefte) zijn. De behoefte van de kinderen is tussen de ouders in geschil. De rechtbank zal daarom hierna de behoefte vaststellen.
Voor het bepalen van de behoefte moet allereerst het netto besteedbaar inkomen (NBI) van ieder van de ouder tijdens hun samenleving worden bepaald.
NBI moeder
Tussen de ouders is in geschil van welk inkomen bij de berekening van het NBI van de moeder moet worden uitgegaan. De moeder stelt dat moet worden uitgegaan van een bruto arbeidsinkomen van € 14.220,- per jaar. Dit is het inkomen dat zij verdiende bij meubelzaak Jysk. De vader betwist dit en stelt dat moet worden uitgegaan van haar huidige Ziektewetuitkering van € 1.185,60 per maand. Anders dan de moeder betoogt, zal de rechtbank uitgaan van haar ziektewetuitkering van € 1.185,60, zoals blijkt uit de door de moeder overgelegde productie 8 (salarisspecificatie over de maand augustus 2024). De rechtbank vindt dit voldoende bestendig, omdat de moeder onbetwist heeft gesteld al veertien maanden niet meer te werken wegens ziekte. Het gezin heeft de laatste tijd naast het inkomen van de vader dan ook van deze uitkering geleefd.
De rechtbank houdt verder rekening met de ingehouden pensioenpremie van € 23,25 per maand.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen fiscale heffingskorting, berekent de rechtbank het NBI van de moeder op het moment van de samenleving op € 1.013,- per maand.
NBI vader
De rechtbank gaat bij de vader –evenals partijen– uit van een inkomen van € 4.190,84 bruto per maand exclusief vakantiegeld. De rechtbank gaat hierbij uit van het gemiddelde bruto maandloon zoals blijkt uit de als productie 11 overgelegde salarisspecificaties over de maanden augustus, september en oktober 2024.
De rechtbank houdt verder rekening met de volgende ingehouden premies:
  • de pensioenpremie van € 301,75;
  • WGA hiaat € 11,03 per maand.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen fiscale heffingskortingen, berekent de rechtbank het NBI van de vader op het moment van de samenleving op € 3.197,- per maand.
NBI gezin
Het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBGI) van partijen bedraagt in 2024 dus € 4.210,- per maand (€ 1.013
(NBI vrouw) +€ 3.197 (
NBI man)). Op basis van dit NBGI hebben partijen volgens de aangehechte berekening recht op een kindgebonden budget van € 245,- per maand, zodat de rechtbank daarmee rekening zal houden. Op basis van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen in 2024, leidt het voorgaande volgens de aangehechte berekening tot een behoefte van € 1.048,- per maand voor beide kinderen, ofwel € 524,- per maand per kind.
Draagkracht
De rechtbank zal hierna beoordelen in welke verhouding deze behoefte tussen de ouders moet worden verdeeld. De financiële draagkracht van partijen dient conform de aanbevelingen uit het rapport alimentatienormen 2024 in beginsel te worden vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI - (0,3 x NBI + 1.270)]. Voor de lagere inkomens beneden een NBI van € 2.065,- zijn vaste bedragen van toepassing.
NBI en draagkracht moeder
Voor de bepaling van de draagkracht van de moeder gaat de rechtbank uit –evenals bij de bepaling van de behoefte– van de ziektewetuitkering van € 1.185,60 bruto per maand en de ingehouden pensioenpremie van € 23,25 per maand.
Het kindgebonden budget moet volgens vaste rechtspraak bij het inkomen van de desbetreffende ouder die het ontvangt, worden opgeteld. Niet is in geschil dat de moeder het kindgebonden budget zal ontvangen. Omdat beide ouders op dit moment nog op het adres van de echtelijke woning ingeschreven zullen blijven staan, zal de rechtbank in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure rekening houden met het kindgebonden budget van € 245,- per maand (dit is € 2.940,- per jaar), zoals hiervoor is berekend aan de hand van de inkomens van beide ouders. Daarnaast zal de rechtbank geen rekening houden met de alleenstaande ouder kop, omdat de moeder hierop op dit moment nog geen recht zal hebben.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen en toeslagen, berekent de rechtbank het NBI van de moeder in 2024 op € 1.258,- per maand en haar draagkracht op € 50,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
NBI en draagkracht vader
De rechtbank zal voor het bepalen van de draagkracht van de vader uitgaan van het hiervoor berekende NBI van € 3.197,- per maand behorend bij het gemiddeld brutoloon van
€ 4.190,84 per maand.
De vader stelt dat bij de berekening van zijn draagkracht rekening moet worden gehouden met de maandelijkse aflossingen van de volgende schulden:
-aflossing van € 300,- per maand sinds 6 juni 2024 op een schuld van Syncasso € 7.110,55;
-aflossing van € 100,- per maand op een schuld van € 2.038,32, zijnde huurachterstand;
-aflossing van € 509,82 per maand sinds 5 oktober 2024 voor 36 maanden op een schuld
van ruim € 18.000,- aan CJIB;
-schuld van € 2.032,- aan de Belastingdienst in verband met aangifte inkomstenbelasting
2021, volgens de man heeft hij een regeling van € 50,- per maand getroffen, maar lost hij
hierop nog niet af;
-aflossing van € 50,- per maand sinds 30 december 2023 op een schuld van € 5.456,90 aan
Lichaam in Balans (fysiotherapeut);
-inhouding van € 160,- per maand op zijn loon (bestuursrechtelijke premie CAI);
-advocaatkosten van € 6.848,-. Hierop wordt nog niet afgelost.
De moeder is van mening dat er geen rekening moet worden gehouden met deze schulden. Zij stelt dat niet duidelijk is om wat voor schulden het gaat, of het al dan niet schulden van de vader zijn en of deze schulden al dan niet vermijdbaar en verwijtbaar zijn.
De rechtbank zal in deze voorlopige voorzieningenprocedure bij de berekening van de draagkracht van de vader rekening houden met een totaal van aflossingen op de schulden van € 1.170,- per maand. Het gaat dan om de aflossingen op de schulden van € 300,- per maand aan Syncasso, € 100,- per maand huurachterstand, afgerond € 510,- aan het CJIB (dit zou weliswaar kunnen worden aangemerkt als een verwijtbare schuld maar de man heeft onweersproken gesteld dat de vrouw van deze schuld op de hoogte is), € 50,- per maand aan Lichaam in Balans en € 160,- per maand als inhouding op het loon. De rechtbank is van oordeel dat de vader deze aflossingen op de schulden met het overleggen van de overgelegde stukken voldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat dit schulden zijn ontstaan in de periode van het geregistreerd partnerschap en die niet vermijdbaar en verwijtbaar zijn. Ook houdt de rechtbank rekening met een aflossing van € 50,- per maand op de inkomstenbelastingschuld. Ook deze schuld ziet op de periode dat partijen samen een huishouding hadden. Met de overige aflossingen op de schulden zal de rechtbank geen rekening houden omdat daarop nu nog niet wordt afgelost of dat deze schulden naar het oordeel van de rechtbank vermijdbaar of verwijtbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat volgens de aangehechte berekening de vader niet over draagkracht voor de kinderalimentatie beschikt. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de moeder tot voorlopige kinderalimentatie afwijzen. De rechtbank gaat er wel vanuit dat de vader de hiervoor vermelde bedragen wel betaald zodat de schulden lager zullen worden.
Ingangsdatum
Omdat beide ouders hebben verzocht de datum van de beschikking als ingangsdatum te hanteren en dit ook gebruikelijk is in voorlopige voorzieningenprocedures, zal de rechtbank hiervan uitgaan.
Conclusie
De rechtbank zal bepalen dat de vader in deze voorlopige voorzieningenprocedure geen kinderalimentatie aan de moeder dient te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt de volgende
voorlopigezorgregeling:
-de vader zorgt iedere week van dinsdag uit school (14.30 uur) tot donderdagochtend naar
school voor de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats 1] ,
  • [minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats 2] ,
alsmede
om het weekend (het weekend waarop de vader niet op zaterdag werkt) van vrijdag na zijn
werk (18 uur) tot aan maandag naar school;
waarbij de vader tijdens deze zorgmomenten met de kinderen in de echtelijke woning zal
verblijven en de overdracht van beide kinderen zal plaatsvinden op de school van [minderjarige 1] ,
behalve op de vrijdag;
-de moeder zorgt voor de overige momenten (de momenten waarop de vader niet voor de
kinderen zorgt) voor de kinderen, waarbij de moeder met de kinderen in de echtelijke
woning zal verblijven;
waarbij deze regeling onmiddellijk na de zitting zal ingaan;
*
bepaalt dat de vader bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaatsnaam] , [adres] in de hiervoor genoemde momenten als hij de zorg voor de kinderen draagt en beveelt mitsdien dat de moeder die woning dan dient te verlaten en niet mag betreden;
*
bepaalt dat de moeder bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaatsnaam] , [adres] in de hiervoor genoemde momenten als zij de zorg voor de kinderen draagt en beveelt mitsdien dat de vader die woning dan dient te verlaten en niet mag betreden;
*
bepaalt de volgende vakantie- en feestdagenregeling:
-in de even jaren verblijven de kinderen gedurende de eerste helft van de voorjaarsvakantie,
meivakantie, zomervakantie en kerstvakantie bij de vader en gedurende de tweede helft
daarvan bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
-in de even jaren verblijven de kinderen op Eerste Paasdag, Eerste Pinksterdag en Eerste
Kerstdag van 09.00 uur tot 19.00 uur bij de moeder en in de oneven jaren is dit andersom;
in de even jaren verblijven de kinderen op Tweede Paasdag, Tweede Pinksterdag en
Tweede Kerstdag van 09.00 uur tot 19.00 uur bij de vader en in de oneven jaren andersom;
-in de even jaren verblijven de kinderen op Hemelvaartsdag, Koningsdag, Sinterklaas, Oud
en Nieuw en Nieuwjaarsdag van 09.00 uur bij de moeder en in de oneven jaren is dit
andersom;
-op de verjaardag van de moeder en op moederdag verblijven de kinderen van 09.00 uur tot
19
uur bij de moeder en op de verjaardag van de vader en op vaderdag verblijven de
kinderen van 09.00 uur tot 19.00 uur bij de vader;
waarbij de ouder bij wie de kinderen voor het laatst verblijven, de kinderen naar de andere ouder brengt;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.G. Coopmans-Veraa als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 december 2024.