ECLI:NL:RBDHA:2024:2131
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een V-nummer heeft, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het ministerie van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker, conform de Dublinverordening.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 januari 2024 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen, en een tolk, R. Najjar. De vertegenwoordiger van de Staatssecretaris was ook aanwezig, bijgestaan door mr. S. Kowsari.
In de overwegingen van de uitspraak is vermeld dat de rechtbank op dezelfde dag ook uitspraak heeft gedaan in een andere zaak (NL24.399) die samenhangt met het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.