ECLI:NL:RBDHA:2024:21280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
639629
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.R. van Heemstra
  • E.E. de Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkenrechtelijke geschillen over namaak Belvedere wodka tussen Polmos en Pilot International

In deze zaak vordert Polmos Zyrardów Sp. z o.o. een verbod op de inbreuk op haar merkrechten met betrekking tot het merk Belvedere Vodka door Pilot International Sp. z o.o. en een logistiek bedrijf. Polmos stelt dat Pilot betrokken was bij de handel in namaakproducten die in beslag zijn genomen door de douane. De rechtbank oordeelt dat Pilot inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Polmos door een partij namaak Belvedere Vodka te verkopen die in de EU is ingevoerd. De rechtbank wijst de vorderingen van Polmos toe voor de goederen die daadwerkelijk in de EU zijn verhandeld, maar wijst de vorderingen af voor de goederen met T1-status die niet in de EU zijn ingevoerd. De rechtbank oordeelt ook dat de vorderingen op basis van auteursrecht en onrechtmatige daad niet toewijsbaar zijn, omdat deze niet verder gaan dan de bescherming die het merkenrecht biedt. Pilot wordt veroordeeld tot het staken van de inbreuk, het afgeven van de namaakproducten ter vernietiging, en het vergoeden van de proceskosten aan Polmos. De rechtbank legt een dwangsom op voor het niet naleven van de bevelen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/639629 / HA ZA 22-1034
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
POLMOS ZYRARDÓW SP. ZO. O.,
te Zyrardów (Polen),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident houdende exceptie tot onbevoegdheid,
advocaat: mr. N.W. Mulder te Amsterdam,
tegen

1.PILOT INTERNATIONAL SP.ZO.O.KOM.,

te Warschau (Polen),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident houdende exceptie tot onbevoegdheid,
advocaten: mr. R. Chalmers Hoynck van Papendrecht en
mr. H.G.M. Berendschot te Rotterdam,
en

2.2. [gedaagde, sub 2] B.V.,

te Roosendaal,
gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen.
Eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident zal hierna Polmos genoemd worden. Gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1 zal Pilot worden genoemd. Gedaagde in de hoofdzaak sub 2 zal [gedaagde, sub 2] genoemd worden.

1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?

1.1.
Polmos is rechthebbende op een woord- en een beeldmerk dat zij aanbrengt op flessen Belvedere wodka. Zij stelt ook auteursrechthebbende te zijn op het logo dat overeenkomt met het beeldmerk. Pilot is een distributeur van, onder meer, dranken. [gedaagde, sub 2] is een expeditie- en opslagbedrijf. Pilot was betrokken bij de handel in een drietal zendingen met flessen namaak Belvedere wodka die in Nederland zijn getroffen door douanebeslag. Daarnaast zijn bij [gedaagde, sub 2] vier zendingen met flessen namaak Belvedere wodka aangetroffen die eigendom waren van Pilot; op deze zendingen heeft Polmos conservatoir beslag laten leggen. Polmos vordert – kort gezegd – een verbod, afgifte van de merkinbreukmakende flessen en schadevergoeding op grond van Polmos’ merkenregistraties, auteursrechten en/of op grond van onrechtmatige daad.
1.2.
Pilot verweert zich met de stelling dat de in beslag genomen zendingen niet door haar in de EER [1] zijn ingevoerd en zij dus geen inbreuk heeft gemaakt op de rechten van Polmos.
1.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat Pilot één lading drank heeft verkocht nadat die was ingevoerd in de Europese Unie (hierna: EU), zodat de vorderingen van Polmos daarvoor kunnen worden toegewezen. Met betrekking tot de vorderingen van Polmos op grond van het auteursrecht en/of onrechtmatige daad oordeelt de rechtbank dat die grondslagen haar geen andere of verdergaande remedies toestaan dan het merkenrecht biedt, zodat die vorderingen worden afgewezen wegens gebrek aan belang.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis d.d. 26 juli 2023 in het bevoegdheidsincident met de daarin genoemde stukken;
- de brief van de rechtbank aan partijen d.d. 31 juli 2023;
- het antwoord op de brief van de rechtbank aan de zijde van Pilot d.d. 6 september 2023;
- de conclusie van antwoord aan de zijde van Pilot d.d. 6 september 2023 met productie GP08;
- het tussenvonnis d.d. 1 november 2023 met dagbepaling mondelinge behandeling;
- de akte aanvulling grondslag en wijziging van eis d.d. 22 februari 2024 van Polmos met daarbij producties EP43 tot en met 49 en de daarbij behorende bijlage met herzien petitum.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2024 hebben partijen vragen van de rechtbank beantwoord en hun standpunten, aan de hand van spreeknotities (die onderdeel uitmaken van het griffiedossier), nader toegelicht. De griffier heeft zittingsaantekeningen gemaakt.
2.3.
Ten slotte is vonnis (nader) bepaald op heden.

3.De feiten

3.1.
Polmos is producent van alcoholhoudende dranken, waaronder wodka onder het merk BELVEDERE VODKA.
3.2.
Polmos is houdster van verschillende Uniemerkregistraties, waaronder de volgende (hierna: de Belvedere-merken):
1) de Uniemerkregistratie met nummer 016706434, geregistreerd op 29 augustus 2017, voor het woordmerk:
BELVEDERE VODKA;
2) de Uniemerkregistratie met nummer 009588864, geregistreerd op 20 mei 2011, voor het beeldmerk:
3.3.
Het beeldmerk wordt hierna ook aangeduid als ‘het Logo’.
3.4.
Pilot handelt in consumentengoederen, waaronder voedsel en dranken. Zij im- en exporteert goederen van verschillende merken, die zij verkoopt op de zakelijke markt.
3.5.
[gedaagde, sub 2] is een logistiek dienstverlener die zich bezighoudt met de in-, op- en uitslag van alcoholhoudende dranken. [gedaagde, sub 2] beschikt over de vereiste vergunningen voor gebruik van haar loodsen als douane-entrepot voor T1-goederen (goederen die (nog) niet in de EER zijn ingevoerd) en als accijnsgoederenplaats voor T2-goederen (goederen die in de EER zijn ingevoerd).
3.6.
Bij [gedaagde, sub 2] zijn en/of waren dozen opgeslagen met flessen voorzien van de Belvedere-merken, waarvan de eigendom berust en/of berustte bij Pilot.
Douanebeslag (‘de Douanebeslaggoederen’)
3.7.
Op 5 augustus 2022 ontving Polmos drie meldingen van de Nederlandse douaneautoriteiten over een hoeveelheid aangehouden flessen waarvan bij de douane de verdenking bestond dat het namaak Belvedere wodka (hierna: Namaak Belvedere Producten) betrof. Het ging om 13.650 flessen per zending, en in totaal om 40.950 flessen.
3.8.
Dit betrof de ladingen:
  • 13.650 flessen met Opname ID (Douane) NL2022 12033005539;
  • 13.650 flessen met Opname ID (Douane) NL2022 12033005540 en
  • 13.650 flessen met Opname ID (Douane) NL2022 12033005541.
3.9.
Op basis van de door de douane toegestuurde foto’s heeft Polmos vastgesteld dat het hier inderdaad om Namaak Belvedere Producten ging. Polmos heeft de douane laten weten akkoord te gaan met de vernietiging van die goederen en verzocht om nadere informatie over de goederen. Uit de toegestuurde informatie is Polmos gebleken dat de flessen afkomstig waren van een in Georgië gevestigde onderneming, Global Trading Group Ltd., en dat zij bestemd waren voor Pilot.
3.10.
Op 9 augustus 2022 heeft Pilot bezwaar gemaakt tegen de vernietiging van deze goederen, omdat zij, zo stelde zij, in de veronderstelling verkeerde dat het originele goederen zou betreffen.
3.11.
Diezelfde dag kreeg Polmos nog twee meldingen van de Nederlandse douaneautoriteiten van zendingen die voor [gedaagde, sub 2] bestemd bleken. Van alle zendingen heeft Polmos monsters verzocht. Deze zijn geanalyseerd in een laboratorium in Polen. Op basis van de kenmerken van de flessen en de inhoud daarvan concludeerde Polmos dat ook deze zendingen Namaak Belvedere Producten betroffen.
3.12.
Op 12 augustus 2022 heeft Polmos Pilot gesommeerd mee te werken met de vernietiging van de Douanebeslaggoederen op kosten van Pilot. Pilot is alsnog akkoord gegaan met de vernietiging en heeft haar bezwaar bij de douane ingetrokken. De Douanebeslaggoederen zijn inmiddels vernietigd.
Conservatoir afgiftebeslag onder [gedaagde, sub 2]
3.13.
Na verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft Polmos op 9 augustus 2022 conservatoir afgiftebeslag laten leggen onder [gedaagde, sub 2] . Daarbij zijn 60 pallets met Namaak Belvedere Producten beslagen, in totaal ongeveer 30.000 flessen.
3.14.
Dit betrof de volgende ladingen (‘de [gedaagde, sub 2] -goederen’):
  • De bij het beslag onder nummer 12201556 geïdentificeerde zending bestaande uit 2.220 dozen;
  • De bij het beslag onder nummer 12201557 geïdentificeerde zending bestaande uit 2.200 dozen;
  • De bij het beslag onder nummer 12201850 geïdentificeerde zending bestaande uit 2.200 dozen; en
  • De bij het beslag onder nummer 12202562 geïdentificeerde zending bestaande uit 2.200 dozen.
3.15.
Deze ladingen betreffen alle flessen die op enig moment zijn ingekocht door Pilot. Alle dozen, uitgezonderd drie stuks behorende tot nummer 12201556, waren op het moment van beslaglegging reeds door Pilot verkocht en
longa manugeleverd [2] aan derde partijen.
3.16.
Alle flessen onder het beslag hadden de douanestatus T1 , met uitzondering van de lading met nummer 12202562, die door Pilot was verkocht en
longa manugeleverd aan de in Luxemburg gevestigde onderneming, Trador SARL (hierna Trador”).
3.17.
Naar aanleiding van het onder [gedaagde, sub 2] gelegde beslag, heeft Polmos [gedaagde, sub 2] verzocht om te bevestigen dat laatstgenoemde de dienstverlening voor derden met betrekking tot Namaak Belvedere Producten zou staken en gestaakt zou houden, alsmede alle informatie zou verschaffen over de herkomst en de afnemers van de Namaak Belvedere Producten sinds 1 december 2022. [gedaagde, sub 2] heeft aan die twee verzoeken voldaan.
3.18.
[gedaagde, sub 2] ging niet akkoord met een derde eis van Polmos, te weten dat zij de in beslag genomen Namaak Belvedere Producten vrijwillig en op eigen kosten zou vernietigen.
De Trador verkoop
3.19.
Op 29 april 2022 heeft Pilot 2.200 dozen namaak Belvedere Vodka verkocht aan Trador. Pilot had deze zending (ook op 29 april 2022 ) gekocht van OCC LLC, gevestigd in Azerbeidzjan.
3.20.
Eveneens op 29 april 2022 heeft Pilot een pro forma factuur verstuurd aan Trador voor de verkoop aan Trador van de 2.200 dozen Belvedere wodka, met als betalingsconditie
‘100%payment od preadvice’. Als
‘Place of loading’staat [gedaagde, sub 2] in Nederland vermeld. Onder de kop
‘Additional Information’staat vermeld
‘Coded T1’:
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
3.21.
Op 20 mei 2022 om 15:12 uur heeft Emin Jafarov namens OCC LLC een emailbericht verzonden aan Escrow [gedaagde, sub 2] met het verzoek om de douanestatus voor de betreffende dozen Belvedere wodka te wijzigen van T1-status naar T2-status, hetgeen [gedaagde, sub 2] ook heeft gedaan.
3.22.
Op 20 mei 2022 heeft [gedaagde, sub 2] om 15:49 uur een Release Notice (nummer 92208391) afgegeven voor 2.200 dozen Belvedere wodka van OCC LLC aan Pilot, met (onder meer) als vermelding:
‘Funds received on escrow account 20-05-2022’. Als douane-status staat vermeld ‘T2’:
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
3.23.
Op 20 mei 2022 heeft [gedaagde, sub 2] om 15:50 uur een Release Notice (nummer 92208392) afgegeven voor 2.200 dozen Belvedere wodka van Pilot aan Trador, met (onder meer) als vermelding:
‘Funds received on escrow account 20-05-2022’. Als douane-status staat vermeld ‘T2’:
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
3.24.
Op 23 mei 2022 heeft Pilot een factuur verstuurd aan Trador in Luxemburg voor de verkoop van 2.200 dozen met Belvedere wodka.
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]

4.Het geschil

4.1.
Polmos vordert na wijziging van eis en van grondslagen, dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat weergegeven:
I. Pilot zal bevelen iedere inbreuk op de merk- en auteursrechten van Polmos te staken, evenals elk ander onrechtmatig handelen;
II. Pilot zal bevelen om de nagemaakte producten die zich in Nederland bevinden ter vernietiging af te geven aan Polmos;
III. [gedaagde, sub 2] zal bevelen de afgifte ter vernietiging door Pilot aan Polmos te dulden, c.q. daaraan medewerking te verlenen;
IV. Pilot zal veroordelen tot betaling aan Polmos van alle kosten die verband houden met de vernietiging;
V. Pilot zal veroordelen om opgave te doen vanaf 1 januari 2021 met betrekking tot de nagemaakte producten, voor zover dit ziet op Nederland, van: geleverde aantallen, prijzen en leverdata; onder derden aanwezige voorraad; de namen en adressen van alle afnemers en de aan die afnemers geleverde aantallen en leverdata; en de nettowinst die Pilot heeft behaald met de verhandeling van Namaak Belvedere Producten;
Een en ander op straffe van een dwangsom.
VI. Voor recht te verklaren dat Pilot aansprakelijk is voor – en Pilot te veroordelen tot het vergoeden van – de door Polmos geleden schade, althans te veroordelen tot het afdragen van de door Pilot genoten winst, zulks ter keuze van Polmos, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Alles met veroordeling van Pilot tot betaling van de door Polmos gemaakte proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv [3] , te vermeerderen met de wettelijke rente.
Grondslagen
4.3.
Aan haar vorderingen legt Polmos merkinbreuk in de zin van artikel 9 lid 1 jo. lid 2 sub a en b jo. lid 3 sub a, b, c UMVo [4] jo. artikel 9 lid 4 UMVo ten grondslag, alsmede, voor zover de vorderingen tegen Pilot zijn gericht, inbreuk op haar auteursrecht op het Logo van Belvedere Vodka, althans onrechtmatig handelen, nu Pilot heeft gehandeld (of nagelaten te handelen) in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, althans onrechtmatig heeft geprofiteerd van het onrechtmatig handelen van een derde.
4.4.
Verder voert Polmos voor haar vordering tot schadevergoeding het volgende aan. Een Uniemerk is een vermogensrecht. Dit volgt ook uit artikel 3:1 jo. 3:6 BW [5] . Uit artikel 6:162 BW volgt dat bij inbreuk op een subjectief recht een verplichting tot schadevergoeding ontstaat. Volledigheidshalve legt Polmos ook dat artikel aan haar vordering tot schadevergoeding wegens Uniemerkinbreuk ten grondslag. Die aanvulling houdt mede verband met de in de dagvaarding genoemde grondslag dat de omvang van die schade nader wordt bepaald door artikel 6:96 e.v. BW. De rechtsgrondslag voor schadevergoeding uit hoofde van auteursrechtinbreuk volgt uit artikel 27a Aw [6] .
Verweer
4.5.
Pilot voert verweer. De goederen hadden de T1-status (niet bestemd voor verhandeling in de EU) en zijn (dus) niet in de EU door Pilot binnengebracht. Ze erkent dat nagemaakte goederen door Pilot via opslag bij [gedaagde, sub 2] zijn doorgevoerd. Voor zover nog aanwezig, zijn die goederen getroffen door beslag onder [gedaagde, sub 2] , dit zijn ‘de [gedaagde, sub 2] -goederen’ (zie r.o. 3.14). Op de datum van dagvaarding was Pilot niet meer de eigenaar van die goederen, zodat [gedaagde, sub 2] die goederen op die datum niet langer hield voor Pilot, maar voor derden. Pilot heeft geen goederen meer onder zich en er is ook geen sprake van goederen die zich onder controle van Pilot bij derden bevinden; en zodoende ook geen goederen waarvan zij afstand kan doen of die zij kan laten vernietigen. Artikel 9(4) UMVo kan geen grondslag vormen voor toewijzing van de vorderingen van Polmosaak (noch voor de Douanebeslaggoederen noch voor de [gedaagde, sub 2] -goederen; Pilot is geen houder of bezitter meer van die goederen). De zaak gaat nu in wezen alleen nog over de vraag of Pilot schade dient te vergoeden, waarover de rechtbank in Polen als enige bevoegd is een oordeel te vellen.
4.6.
Pilot concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Polmos, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Polmos, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Polmos in de kosten van deze procedure.
4.7.
[gedaagde, sub 2] voert geen verweer. Tegen haar is verstek verleend.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling nodig, nader ingegaan.

5.Bevoegdheid

5.1.
De rechtbank heeft in het vonnis in het incident d.d. 26 juli 2023 al een beslissing gegeven over haar bevoegdheid ten aanzien van de vorderingen van Polmos, voorzover ingesteld tegen Pilot. De rechtbank is op grond van de artikelen 123 lid 1, 124 onder a, 125 lid 5 UMVo en artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk, internationaal en relatief bevoegd kennis te nemen van vorderingen ingesteld tegen Pilot betreffende (dreigende) inbreuk op Uniemerken (in dit geval: de Belvedere Merken), nu Polmos stelt dat die inbreuk in Nederland heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden. De bevoegdheid van deze rechtbank is beperkt tot het Nederlandse grondgebied (artikel 126 lid 2 UMVo).
5.2.
Ten aanzien van de vordering ingesteld tegen [gedaagde, sub 2] , die is gevestigd in Nederland, betreffende (dreigende) inbreuk op Uniemerken, is de rechtbank bevoegd op grond van de artikelen 123 lid 1, 124 onder a, 125 lid 1 UMVo en artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk. Deze bevoegdheid strekt zich uit tot het grondgebied van de gehele Europese Unie.
5.3.
Voor zover de vorderingen van Polmos, ingesteld tegen Pilot, zijn gebaseerd op inbreuk op auteursrechten en onrechtmatige daad, is de rechtbank bevoegd omdat de rechtbank die vorderingen verknocht acht aan de(zelfde) vorderingen die jegens haar zijn ingesteld op basis van de Uniemerken van Polmos. Deze bevoegdheid met betrekking tot de gestelde auteursrechtinbreuk is beperkt tot het Nederlandse grondgebied. [7] Dat geldt ook voor zover het gaat over het gestelde onrechtmatig handelen. Nu dit volgens de toelichting in de dagvaarding in wezen bestaat uit inbreuk op de Uniemerken van Polmos en de bevoegdheid ter zake in de UMVo exclusief is geregeld, komt de rechtbank geen andere of verdergaande bevoegdheid toe dan zoals in r.o. 5.1 is aangenomen.
Verstek verleend jegens [gedaagde, sub 2]
5.4.
[gedaagde, sub 2] is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend. Nu Pilot wel in de procedure is verschenen, wordt tussen alle partijen één vonnis gewezen, dat op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt beschouwd als een vonnis op tegenspraak. De rechtbank moet de vordering jegens een niet verschenen gedaagde toewijzen, tenzij deze de rechtbank ongegrond of onrechtmatig voorkomt (artikel 139 Rv). De vordering tot medewerking verlenen aan afgifte ter vernietiging ten aanzien van [gedaagde, sub 2] zal met inachtneming hiervan beoordeeld worden.

6.De beoordeling

6.1.
Pilot wordt in de onderhavige procedure door Polmos aangesproken in verband met de handel in namaak-Belvedere wodka, waaronder de Loenderslootgoederen en de Douanebeslaggoederen.
6.2.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de door Pilot verhandelde partijen Belvedere wodka namaakproducten zijn. Tussen partijen staat eveneens vast dat een deel van de beslagen goederen, de Douanebeslaggoederen, reeds op grond van artikel 9 lid 4 UMVo en met instemming van Polmos en Pilot is vernietigd.
Inbreuk in de zin van artikel 9 lid 2 aanhef en sub a UMVo en artikel 129 UMVo jo. 2:20 lid 2 BVIE [8]
Juridisch kader
6.3.
Een merkhouder kan zich op grond van artikel 9 lid 2 aanhef en sub a UMVo verzetten tegen een derde die zonder zijn toestemming in het economische verkeer een teken gebruikt dat gelijk is aan het merk voor waren die gelijk zijn aan de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Op grond van lid 3 onder b kan de merkhouder in het bijzonder verbieden dat dergelijke waren worden aangeboden, in de handel worden gebracht of daartoe in voorraad worden gehouden. Uit artikel 15 lid 1 UMVo volgt dat een merkhouder het gebruik van het merk niet kan verbieden voor waren die onder dit merk door de merkhouder of met diens toestemming in de EER in de handel zijn gebracht (die zijn “uitgeput”).
6.4.
In het Douanewetboek van de Unie [9] (DWU) zijn regelingen opgenomen voor extern douanevervoer (artikel 226 DWU) en voor opslag in een douane-entrepot (artikel 240 DWU). Goederen die zich op grond van deze regelingen fysiek op het grondgebied van de EU bevinden, worden aangeduid als niet-communautaire goederen met de douanestatus T1. Goederen met T1-status gelden als “niet ingevoerd in de EU” en als “niet in de handel in de EU”. Pas als goederen met een T1-status worden omgezet naar douanestatus T2, worden ze douanerechtelijk ingevoerd en in de EU in de handel gebracht.
6.5.
Het aanbieden of verkopen van niet-uitgeputte merkgoederen met een T1-status levert in beginsel dus geen merkinbreuk op in de zin van de UMVo, omdat zij niet in de EU in de handel worden gebracht.
6.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat alle Namaak Belvedere Producten bestemd waren om (door Pilot) verder te worden verhandeld. Echter, met uitzondering van de partij die is ingevoerd in de EU en door Pilot is doorverkocht aan Trador (zie hierna r.o. 6.7), heeft Polmos niet gesteld dat Pilot deze in de EER in het verkeer heeft gebracht, althans dat zij daartoe het voornemen had. Alle zendingen, met uitzondering van de Trador-zending, hadden de douanestatus T1 toen er beslag op werd gelegd. Pilot heeft evenmin betoogd dat de verkoop van die partijen aan derden noodzakelijkerwijs impliceerde dat de goederen in de EER in het verkeer zouden worden gebracht.
De verkoop aan Trador
6.7.
Partijen twisten nog over de status van de goederen die zijn verkocht aan Trador. Die zending is volgens Polmos door Pilot in de EU, meer specifiek in het Benelux-gebied, en daarna doorverkocht aan Trador. Pilot verweert zich met het betoog dat zij de betreffende goederen al had verkocht en geleverd vóórdat ze in de EU werden ingevoerd.
6.8.
Uit de in r.o. 3.19 tot en met 3.24 beschreven gang van zaken blijkt dat op het moment dat Pilot de flessen leverde aan Trador, de flessen de douanestatus T2 hadden. Weliswaar staat op de proforma invoice van Pilot aan Trador d.d. 29 april 2022 nog dat het om T1 goederen gaat, dat is echter niet het moment dat de flessen zijn geleverd. Uit de pro forma factuur blijkt immers geen enkele leveringshandeling nu als gevolg van die pro forma factuur [gedaagde, sub 2] niet is gaan houden voor Trador in plaats van voor Pilot. Naar het oordeel van de rechtbank vindt levering plaats op het moment dat [gedaagde, sub 2] de release notice afgeeft. Een dergelijke release notice houdt immers de in artikel 3:115 sub c BW voor eigendomsoverdracht
longa manuvereiste verklaring van de derde in.
6.9.
Blijkens de Release Notices van [gedaagde, sub 2] zijn de flessen op 20 mei 2022 om 15:49 uur in eigendom overgegaan van OCC naar Pilot,
nadatde douanestatus op verzoek van OCC is gewijzigd van T1 naar T2. Een minuut later is de eigendom van de flessen (met T2 status) overgegaan naar Trador. Voor zover Pilot heeft willen betogen dat zij al eerder het eigendom had overgedragen (dus voordat aan de flessen de T2 status is gegeven) heeft zij dat onvoldoende onderbouwd.
6.10.
Dit betekent dat Pilot als bedoeld in artikel 9 lid 2 jo. lid 3 UMVo (artikel 2.20 lid 2 jo. lid 3 BVIE) inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Polmos. Omdat de flessen zich in Nederland bevonden toen ze voor Pilot in voorraad werden gehouden en aan Trador werden geleverd, heeft deze inbreuk in Nederland plaatsgevonden. Dat Pilot in Polen is gevestigd en Trador in Luxemburg, is in dat verband niet relevant.
De overige partijen
6.11.
Polmos betoogt dat artikel 9 lid 4 UMVo impliceert dat ook in een situatie waarin nagemaakte niet-Uniegoederen bestemd zijn om te worden doorgevoerd en dus steeds de T1-status behouden, de merkhouder in het geval van door de douaneautoriteiten tegengehouden goederen alle vorderingen kan instellen die zij op grond van artikel 9 lid 2 jo. lid 3 jo. 130 UMVo (artikelen 2.20 lid 4 jo. 2.21 jo. 2.22 BVIE) ook kan instellen, dat wil zeggen een verbodsvordering en een schadevergoedingsvordering. De douanestatus is daarbij irrelevant, aldus Polmos. Zij baseert zich in dit verband op het feit dat in de considerans onder artikel 22 UMVo wordt gesproken over “inbreukmakende waren” ongeacht of deze bestemd zijn voor de vrije verhandeling in de EU. Verder zou het beperken van de toepasselijkheid van artikel 9 lid 4 UMVo tot “heterdaadsituaties”, zoals partijen dat noemen, haaks staan op de ratio achter de met het artikel beoogde verruiming van de handhavingsmogelijkheden en botsen met het bepaalde in het tweede deel van lid 4, namelijk dat het recht enkel vervalt indien bewijs wordt geleverd dat de merkhouder niet gerechtigd is om het op de markt brengen van waren in het land van eindbestemming te verbieden [10] .
6.12.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie (HvJ) dient bij de uitleg van bepalingen van EU-recht rekening te worden gehouden met de bewoordingen van die bepaling, maar ook met de context ervan en met de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt. Ook de ontstaansgeschiedenis van een bepaling kan relevante informatie voor de uitleg daarvan verschaffen [11] .
6.13.
De tekst van artikel 9 lid 4 UMVo luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“Onverminderd de rechten van houders die vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het Uniemerk zijn verkregen, heeft de houder van dat Uniemerk eveneens het recht te verhinderen dat derden in het economische verkeer waren binnenbrengen in de Unie zonder dat deze daar in de vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren, met inbegrip van verpakking, uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven Uniemerk of in zijn belangrijkste onderdelen niet van dat merk kan worden onderscheiden.
Het recht van de houder van een Uniemerk op grond van de eerste alinea vervalt indien door de aangever of de houder van de waren tijdens de procedure om te bepalen of er inbreuk op het Uniemerk is gemaakt, die is ingeleid overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013 door de douane, het bewijs wordt geleverd dat de houder van het Uniemerk niet gerechtigd is om het op de markt brengen van waren in het land van eindbestemming te verbieden.”
6.14.
Artikel 9 lid 4 UMVo is de uitwerking van artikel 10 lid 4 van de Merkenrichtlijn [12] en is ingevoerd om de positie te verbeteren van de merkhouder om op te treden tegen niet-communautaire namaakgoederen, zo blijkt ook uit de toelichting van de Europese Commissie bij het voorstel voor invoering van deze bepaling [13] . In de considerans bij de Merkenrichtlijn overweegt de Uniewetgever onder meer als volgt [14] :
(21) Om de merkenbescherming te verbeteren en namaak doeltreffender te bestrijden, en op een wijze die strookt met de internationale verplichtingen van de lidstaten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), in het bijzonder artikel V van de Wereldovereenkomst voor tarieven en handel (General Agreement on Tariffs and Trade — GATT) over vrijheid van doorvoer, en, wat generieke geneesmiddelen betreft, de door de WTO-ministerconferentie op 14 november 2001 in Doha aangenomen „Verklaring over de TRIPS-overeenkomst en de volksgezondheid”, moet de houder van een merk kunnen verhinderen dat derden in het economische verkeer waren binnenbrengen in de lidstaat waar het merk is ingeschreven zonder dat deze daar in het vrije verkeer worden gebracht, wanneer deze waren uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat gelijk of in wezen gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven merk.
(22) Daartoe moet het voor houders van merken mogelijk zijn het binnenbrengen van inbreukmakende waren en de plaatsing ervan in alle douanesituaties, waaronder doorvoer, overlading, opslag in een entrepot, vrije zones, tijdelijke opslag, actieve veredeling of tijdelijke invoer, te verhinderen, zelfs wanneer deze waren niet voor de markt van de betrokken lidstaat zijn bestemd. (…)
6.15.
De rechtbank merkt op dat de Europese wetgever het recht van de merkhouder op grond van artikel 9 lid 4 UMVo heeft beperkt tot het recht om “te verhinderen dat derden in het economische verkeer [namaak]waren binnenbrengen in de Unie”, daar waar in artikel 9 lid 2 UMVo de merkhouder het recht wordt gegeven “het gebruik van een teken in het economische verkeer voor waren en diensten te verbieden”.
6.16.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewoordingen van artikel 9 lid 4 UMVo, in samenhang met de considerans, dat een merkhouder voor nagemaakte goederen in transit, zijnde namaakgoederen met T1-status, niet méér kan vorderen dan in artikel 9 lid 4 UMVo staat, namelijk verhinderen dat deze in de EER worden binnengebracht. De merkhouder komen niet op grond van dit artikel tevens de rechtsvorderingen van de artikelen 9 lid 1, lid 2 en lid 3 jo. 130 UMVo toe.
6.17.
Anders dan Polmos betoogt, staat deze uitleg niet haaks op de ratio achter de bepaling. De handhavingsmogelijkheden worden immers wel degelijk verruimd als gevolg van de invoering van deze bepaling. Dat die verruiming niet zover gaat als Polmos zou willen, betekent nog niet dat deze uitleg niet strookt met de ratio van de bepaling.
6.18.
Waarom deze uitleg zou botsen met het tweede deel van artikel 9 lid 4 UMVo, legt Polmos niet uit en vermag de rechtbank ook niet in te zien. Het is immers mogelijk dat de verhandeling van waren waarop het merk zonder toestemming van de merkhouder is aangebracht in een bepaald land van bestemming geen inbreuk maakt, bijvoorbeeld omdat de merkhouder in dat land niet over de betreffende merkrechten beschikt. In dat geval kan de merkhouder de doorvoer van de waren naar dat land niet op grond van artikel 9 lid 4 UMVo verhinderen.
6.19.
Het gevolg hiervan is dat, voor zover de vorderingen van Polmos gebaseerd zijn op merkinbreuk op de voet van artikel 9 lid 1 jo. lid 2 sub a en lid 3 UMVo, die vorderingen alleen voor toewijzing in aanmerking komen, voor zover zij betrekking hebben op de flessen die aan Trador zijn verkocht. Dit betekent dat Polmos geen verbod en schadevergoeding kan vorderen voor de tegengehouden ladingen Namaak Belvedere Producten onder T1-status.
Inbreuk op auteursrechten
6.20.
Bij akte heeft Polmos de grondslagen voor haar vorderingen uitgebreid. Polmos stelt dat Pilot inbreuk maakt op het auteursrecht van Polmos op het Logo. Daartoe betoogt Polmos dat het Logo een werk is in de zin van artikel 10 Aw, en dat Polmos auteursrechthebbende is op dat Logo op grond van artikel 8 Aw. Volgens Polmos is het logo op de Namaak Belvedere Producten een kopie van het logo van Polmos, zodat daarmee sprake is van een ongeautoriseerde verveelvoudiging en openbaarmaking van het auteursrechtelijk beschermde Logo.
6.21.
Pilot heeft bestreden dat het auteursrecht op het Logo aan Polmos toekomt, nu door Polmos niet (voldoende) onderbouwd is dat de werkelijke maker het auteursrecht heeft overgedragen aan Polmos. Daarnaast meent Pilot dat de merkenrechtelijke regeling van artikel 9 lid 4 UMVo geen ruimte laat voor aanvullende werking van het auteursrecht.
6.22.
De vorderingen gebaseerd op het auteursrecht kunnen niet slagen, zodat de rechtbank in het midden kan laten of Polmos naar Nederlands recht inderdaad over enig auteursrecht kan beschikken. Daartoe is het volgende redengevend.
6.23.
Vaststaat dat zes van de zeven zendingen Namaak Belvedere Producten niet zijn ingevoerd in de EU en dus ook niet in Nederland. In het Bigott/Doucal-arrest [15] heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, kort gezegd, aan het begrip 'openbaarmaking' in artikel 12 Aw weliswaar een ruime betekenis moet worden toegekend, maar dat in elk geval, ook in de afgeleide betekenissen van het begrip, vereist is dat het werk op een of andere manier aan het publiek ter beschikking komt. Wanneer alleen sprake is van doorvoer, kan niet worden gezegd dat een merk op de plaats van doorvoer wordt gebruikt ter onderscheiding van waren en evenmin dat daarmee (anderszins) onrechtmatig jegens de merkhouder wordt gehandeld. Zodoende is in het onderhavige geval voor die ladingen ook geen sprake van inbreuk op het auteursrecht van Polmos; nog los van de vragen of het Logo inderdaad een auteursrechtelijk beschermd werk is waarop Polmos de rechthebbende is en of de Namaak Belvedere Producten ongeoorloofde verveelvoudigingen van dat werk bevatten.
6.24.
Haar vorderingen op auteursrechtelijke grondslag kan Polmos dus uitsluitend instellen voor de Trador-zending. In het arrest ‘Dior/Evora’ oordeelde het HvJ [16] echter dat, in het geval als het onderhavige, de door het auteursrecht verleende bescherming niet verder kan gaan dan de bescherming die in dezelfde omstandigheden aan de rechthebbende op een merkrecht wordt verleend. Uit deze rechtspraak volgt naar het oordeel van de rechtbank dat ook in het geval Polmos over het auteursrecht op het Logo kan beschikken, haar op het auteursrecht gebaseerde vorderingen worden ingeperkt door het merkenrechtelijk kader. Voor de Trador-zending is al geoordeeld dat de merkinbreuk vaststaat. Voor die zending worden de vorderingen van Polmos op auteursrechtelijke grondslag zodoende afgewezen bij gebrek aan belang, nu haar op de merkinbreuk gestoelde gelijkluidende vorderingen worden toegewezen.
Onrechtmatige daad
6.25.
Tot slot voert Polmos nog aan dat het verhandelen van de Namaak Belvedere Producten die inbreuk maken op de Uniemerken en het Logo onder omstandigheden een zelfstandige onrechtmatige daad kan opleveren in de zin van artikel 6:162 BW. Polmos meent dat zij op grond hiervan schadevergoeding kan vorderen voor alle door Pilot verhandelde ladingen Namaak Belvedere Producten. Als bijkomende, verzwarende omstandigheid noemt Polmos dat het gaat om namaak, met de verhandeling waarvan inbreuk wordt gemaakt op Polmos’ subjectieve rechten; wat ook separaat handelen betekent in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Daarbij is er sprake van lage inkoopprijzen en hoge winstmarges, en diverse volle containers, afkomstig van schimmige partijen in derde landen, aldus Polmos.
6.26.
De rechtbank verwerpt het betoog van Polmos. Met de verhandeling van namaakproducten, althans van producten waarop zonder toestemming van de merkhouder diens merk is aangebracht, is de onrechtmatigheid van dat handelen al gegeven. In de onderhavige zaak is echter aangenomen dat Pilot (met uitzondering van de Trador-zending) de goederen niet in het economisch verkeer en de vrije handel van de EU heeft gebracht, en zodoende evenmin in Nederland. Met betrekking tot die overige goederen is dus geen sprake van onrechtmatig handelen.
6.27.
Met betrekking tot de Trador-zending geldt dat Pilot onrechtmatig heeft gehandeld door in Nederland in strijd met het Uniemerkrecht Namaak Belvedere Producten in voorraad te houden ter verhandeling in de Europese Unie. De schade die Polmos daardoor heeft geleden dient te worden berekend op dezelfde grondslag als geldt voor het merkenrecht. Zodoende kan Polmos op grond van artikel 6:162 BW voor de Trador-zending slechts vorderen wat haar op grond van inbreuk op de Belvedere-merken al is toegestaan, zodat ook de op onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen worden afgewezen bij gebrek aan belang.
De vorderingen
Verbod
6.28.
Pilot zal worden verboden, op straffe van een dwangsom, in Nederland inbreuk te maken op de merkrechten van Polmos.
Afgifte ter vernietiging
6.29.
Uit hetgeen hierboven is geoordeeld, volgt dat de vorderingen van Polmos die betrekking hebben op afgifte ter vernietiging van de Namaak Belvedere Producten toewijsbaar zijn, met veroordeling van Pilot in de kosten daarvan (de vorderingen onder II en IV). Dit geldt alleen voor goederen waarvan Pilot eigenaar is, ongeacht of zij zich in Nederland bevinden op T1-status of op T2-status, te weten de drie dozen behorende tot de partij bij [gedaagde, sub 2] opgeslagen onder nummer 12201556. Voor zover goederen voor de beslaglegging reeds waren overgedragen aan derden, kan Pilot niet worden veroordeeld die af te geven.
6.30.
Nu [gedaagde, sub 2] geen verweer heeft gevoerd en het gevorderde jegens haar de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de onder III ingestelde vordering tot het meewerken aan de afgifte worden toegewezen, inhoudende dat [gedaagde, sub 2] de goederen ter plekke van haar opslag af dient te geven aan het door Polmos ingeschakelde vernietigingsbedrijf, Demontage Werkplaats Zeeland B.V..
6.31.
Pilot zal bevolen worden de kosten hiervoor te vergoeden aan Polmos (de vordering onder IV).
Overige kosten van vernietiging
6.32.
Polmos heeft gevorderd “Pilot te veroordelen tot betaling aan Polmos van alle kosten die verband houden met de vernietiging, welke kosten voor zover het gaat om de Namaak Belvedere Producten van Pilot die bij [gedaagde, sub 2] in beslag zijn genomen voorlopig zijn begroot op € 2.000”;
6.33.
Pas ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Polmos aangegeven ook aanspraak te willen maken op de kosten van vernietiging van de Douanebeslaggoederen ad € 13.822.60. Dat Polmos deze kosten ook vordert in deze procedure, blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk uit het petitum, wanneer dat wordt uitgelegd in het licht van de bewoordingen daarvan, wat aan de eis ten grondslag is gelegd, de wijze waarop de wederpartij de eis heeft opgevat (of redelijkerwijs had moeten opvatten) en het verdere partijdebat. Deze kosten kunnen derhalve in deze procedure niet worden toegewezen.
Opgave
6.34.
Pilot heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de vordering tot het doen van opgave. Deze vordering ligt voor toewijzing gereed, met dien verstande dat hij zal worden beperkt tot handelingen binnen het grondgebied van Nederland. Daarbij is niet van belang of de goederen al dan niet in het vrije verkeer zijn gebracht, aangezien Polmos ook een rechtmatig belang heeft bij informatie over (de herkomst) van namaakgoederen die in Nederland zijn ingevoerd, maar die niet in het vrije verkeer zijn gebracht. De vordering tot opgave van de nettowinst zal worden afgewezen om de hierna te melden redenen.
Schadevergoeding
6.35.
Onder VI heeft Polmos een verklaring voor recht gevorderd, alsmede schadevergoeding en/of winstafdracht voor de in Nederland verkochte Namaak Belvedere Producten. Polmos heeft de schadevergoeding begroot op € 10,-- per verkocht Namaak Belvedere Product. Nu vaststaat dat Pilot met de Trador verkoop inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Polmos, maakt Polmos aanspraak op vergoeding van de schade die zij daardoor heeft geleden.
6.36.
Ten aanzien van de gevorderde winstafdracht, heeft Pilot betoogd dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt omdat Pilot niet te kwader trouw (moedwillig) zou hebben gehandeld aangezien zij niet wist dat het om namaakgoederen ging. Polmos voert in dit verband aan dat voldoende is dat Pilot
behoorde te wetendat het om namaakgoederen ging. Zij verwijst in dit verband naar artikel 13 lid 1 van de Handhavingsrichtlijn. Dat Pilot dit behoorde te weten, volgt volgens Polmos uit de omstandigheden dat de inkoopprijs van
€ 89,00 per doos “absurd laag” was en de producten afkomstig waren van in Poti, Georgië, gevestigde “schimmige partijen”.
6.37.
Pilot heeft betwist dat de prijs die zij heeft betaald lager is dan de gebruikelijke prijs die Polmos voor haar producten rekent. Polmos heeft voor de stelling dat de inkoopprijs absurd laag was, geen nadere onderbouwing gegeven. Zij heeft evenmin onderbouwd waarom sprake zou zijn van “schimmige partijen”. Het enkele feit dat een partij in Georgië is gevestigd, is – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – onvoldoende grond om aan te nemen dat sprake is van onbetrouwbare partijen. Dat Pilot behoorde te weten dat sprake was van namaakgoederen, is door Polmos derhalve onvoldoende onderbouwd, laat staan dat is gebleken dat Pilot moedwillig heeft gehandeld in namaakgoederen. De gevorderde winstafdracht zal daarom worden afgewezen.
6.38.
De gestelde hoogte van de schade is door Pilot gemotiveerd betwist en laat zich niet eenvoudig begroten. De begroting van de schade zal daarom moeten plaatsvinden in een schadestaatprocedure. De tevens onder VI gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen, aangezien Polmos daar, naast de toe te wijzen veroordeling tot schadevergoeding, geen afzonderlijk belang bij heeft.
Proceskosten
6.39.
Polmos maakt ten aanzien van Pilot aanspraak op vergoeding van haar (volledige) proceskosten zoals bedoeld in artikel 1019h Rv. Ten aanzien van [gedaagde, sub 2] maakt Polmos uitdrukkelijk geen aanspraak op een proceskostenveroordeling, zodat ten aanzien van [gedaagde, sub 2] geen kostenveroordeling zal worden uitgesproken.
6.40.
Als voornamelijk in het ongelijk gestelde partij zal Pilot worden veroordeeld in de kosten van Polmos. Polmos maakt aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. De procedure ziet vrijwel geheel op de handhaving van
IE-rechten, waarbij in het partijdebat wezenlijk voorbij is gegaan aan de stellingen van Polmos op grond van onrechtmatige daad. Bij de begroting van de proceskosten zal daarom het aandeel van deze procedure dat niet ziet op de handhaving van rechten van IE worden gesteld op nihil.
Polmos heeft haar kosten gespecificeerd op in totaal € 43.429,93, waarvan € 7.862,40 aan kosten voor het incident en € 2.501,04 aan verschotten.
Om de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Onderhavige zaak valt naar het oordeel van de rechtbank onder de categorie normaal met een maximumtarief van € 17.500,--. Nu de declaraties van Polmos in de hoofdzaak hoger zijn dan het maximumtarief, komen zij tot dit maximum voor toewijzing in aanmerking, zijnde € 17.500,--.
In het incident beoordeelt de rechtbank de onderhavige zaak als behorend tot de categorie normaal met een maximumtarief van € 2.500,-- Nu de declaraties van Polmos hoger zijn dan het maximumtarief, komen zij tot dit maximum voor toewijzing in aanmerking, zijnde € 2.500,--.
Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met het griffierecht van € 2.161,-- , kosten van de dagvaarding (€ 125,03), en (niet bestreden) verschotten (€ 2.501,04), waarmee het totaalbedrag uitkomt op € 22.287,07.
Nakosten behoren tot de proceskosten. De nakosten worden altijd toegewezen, ook als deze niet expliciet zijn gevorderd en de rechtbank zal deze kosten in dit geval toerekenen aan de conventie. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2024 een bedrag van € 178,00 zonder betekening en bij een procedure in conventie en reconventie een bedrag van € 278,00). Dit bedrag wordt onvoorwaardelijk toegewezen. In geval van betekening wordt een extra component aan salaris (per 1 februari 2024 een bedrag van € 92,00 extra) en de explootkosten van betekening toegekend. Deze kosten worden voorwaardelijk toegekend, te weten als de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.
6.41.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in het dictum.

7.De beslissing

De rechtbank
In het incident:
7.1.
veroordeelt Pilot in de proceskosten, aan de zijde van Polmos tot aan dit vonnis vastgesteld op € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
In de hoofdzaak:
7.2.
beveelt Pilot om binnen 48 uur na betekening van het vonnis elke inbreuk in Nederland op de Belvedere Merken te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder door het aanbieden, verhandelen, of daartoe in voorraad hebben van producten, die zonder toestemming van Polmos zijn voorzien van de Belvedere Merken;
7.3.
beveelt Pilot om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis alle Namaak Belvedere Producten die zich in Nederland bevinden onder Pilot, of namens Pilot onder derden in Nederland, ter vernietiging af te (doen) geven aan het door Polmos ingeschakelde vernietigingsbedrijf Demontage Werkplaats Zeeland B.V.;
7.4.
veroordeelt Pilot tot betaling aan Polmos van alle kosten die verband houden met de afgifte en de vernietiging zoals bevolen onder r.o. 7.3;
7.5.
beveelt [gedaagde, sub 2] mee te werken aan de hierboven onder 7.3 bevolen afgifte ter vernietiging door Pilot aan Polmos door de afgifte te dulden van de Namaak Belvedere Producten die zich ten behoeve van Pilot bij [gedaagde, sub 2] bevinden;
7.6.
beveelt Pilot om binnen één (1) maand na betekening van dit vonnis aan de advocaat van Polmos opgave te doen, vergezeld van kopieën van alle relevante documenten, waaronder facturen, paklijsten, vrachtbrieven, (e-mail)correspondentie, orders, orderbevestigingen, voorraadadministratie, douanestukken of andere bewijsstukken, voor zover dit ziet op in Nederland ingevoerde Namaak Belvedere Producten vanaf 1 januari 2021 tot aan de datum van dit vonnis, van:
a. de aan Pilot geleverde aantallen, prijzen en leverdata van Namaak Belvedere Producten, zulks afzonderlijk gerangschikt per type product en per tijdstip;
de op de dag van deze dagvaarding onder Pilot en/of ten behoeve van Pilot onder derden aanwezige voorraad Namaak Belvedere Producten, zulks afzonderlijk gerangschikt per locatie;
de namen van alle afnemers aan wie Pilot Namaak Belvedere Producten heeft geleverd, onder mededeling van volledig(e) adres(sen), telefoonnummer(s) en e-mailadres(sen), zulks onder vermelding van volledig(e) adres(sen), telefoonnummer(s) en e-mailadres(sen) van de opslagloodsen en/of tussenpersonen;
de aan de hiervoor onder c) genoemde afnemers geleverde aantallen en leverdata van Namaak Belvedere Producten, zulks afzonderlijk gerangschikt per datum, per partij, alsmede onder vermelding of het gedecodeerde producten betreft;
7.7.
veroordeelt Pilot tot vergoeding van de door Polmos geleden schade ten gevolge van het inbreukmakende handelen in Nederland, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
7.8.
veroordeelt Pilot tot betaling aan Polmos van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat aan de onder r.o. 7.2 en 7.6 opgelegde bevelen niet is voldaan, tot een maximum van € 500.000,-- is bereikt; alsmede tot betaling van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat aan het onder r.o. 7.3 opgelegde bevel niet is voldaan, tot een maximum van € 100.000,-- is bereikt;
7.9.
veroordeelt Pilot in de proceskosten, aan de zijde van Polmos, begroot op € 22.287,07, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.10.
veroordeelt Pilot tot betaling aan Polmos in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 92,-- aan salaris advocaat en met de explootkosten als Pilot niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.12.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.R. Van Heemstra, in samenwerking met mr. E.E. de Vos, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Voetnoten

1.Europese Economische Ruimte
2.Dat wil zeggen dat terwijl de flessen opgeslagen staan bij [gedaagde, sub 2] , het eigendom van de flessen is overgegaan van Pilot naar de betreffende derden, zonder dat de flessen de opslaglocatie van [gedaagde, sub 2] hebben verlaten, vgl 3:115 sub c BW.
3.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
4.Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk.
5.Burgerlijk Wetboek.
6.Auteurswet.
7.Vgl. HvJEU 22 januari 2015, C-441/13 (Hejduk), HvJEU 3 oktober 2013, zaaknr. C-170/12 (Pinckney/KDG Mediatech).
8.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)
9.Verordening (EU) nr. 952/2013
10.Polmos verwijst in dit verband naar r.o. 51 van HvJ EU d.d. 25 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:594 (
11.HvJ EU 20 december 2017, C-397/16 en C-435/16, ECLI:EU:C:2017:992 (Acacia en D’Amato), r.o. 31
12.Richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten.
13.Europese Commissie document COM(2013) 161 final d.d. 27 maart 2013.
14.Overwegingen 21 en 22 zijn in de UMVo overgenomen in overwegingen 15 en 16.
15.HR 27 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1628 (Bigott/Doucal), r.o. 3.2.2.
16.HvJ EG (of EU?) 4 november 1997 (C-251/95), ECLI:EU:C:1997:517, TVVS 1998, p. 26 m.nt. MRM, BIE 1998, p. 195 m.nt. Steinhauser (Dior/Evora), r.o. 58.