Op 26 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, [eiser] en [eiseres], en de minister van Buitenlandse Zaken. De zaak betreft een beroep dat eisers hebben ingediend omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Eisers hebben op 2 mei 2024 bezwaar gemaakt, maar verweerder heeft de beslistermijn met zes weken verlengd en heeft niet tijdig een besluit genomen. Eisers hebben verweerder op 6 september 2024 in gebreke gesteld, waarna zij beroep hebben ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep terecht is ingediend en kennelijk gegrond is. Verweerder is opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er inmiddels 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50, en moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen.