ECLI:NL:RBDHA:2024:21260
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W. Volkers, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, had echter besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 november 2024 behandeld, samen met een andere zaak (NL24.40822). In de uitspraak van diezelfde dag in de andere zaak is besloten dat de aanvraag van de verzoeker niet meer in behandeling hoeft te worden genomen, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening vervalt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 november 2024, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.