Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster uit Groningen en de minister van Asiel en Migratie. De verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van 15 september 2023, maar trok dit beroep in nadat de minister op 10 januari 2024 het bestreden besluit had ingetrokken. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van de verzoekster om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.
De rechtbank heeft vervolgens het verzoek om proceskostenveroordeling beoordeeld. Volgens de wet kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval heeft de minister het bestreden besluit ingetrokken, wat betekent dat hij aan de verzoekster is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De vergoeding voor de rechtsbijstand door de gemachtigde bedraagt € 875,- voor de ingediende proceshandeling. Daarnaast is de minister verplicht om het door de verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan de verzoekster.