ECLI:NL:RBDHA:2024:21248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
23/12025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake asielverzoek

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster uit Groningen en de minister van Asiel en Migratie. De verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van 15 september 2023, maar trok dit beroep in nadat de minister op 10 januari 2024 het bestreden besluit had ingetrokken. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van de verzoekster om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.

De rechtbank heeft vervolgens het verzoek om proceskostenveroordeling beoordeeld. Volgens de wet kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval heeft de minister het bestreden besluit ingetrokken, wat betekent dat hij aan de verzoekster is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De vergoeding voor de rechtsbijstand door de gemachtigde bedraagt € 875,- voor de ingediende proceshandeling. Daarnaast is de minister verplicht om het door de verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan de verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/12025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit Groningen, verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: D. Meier).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van de minister van 15 september 2023. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat de minister op 10 januari 2024 dit besluit heeft ingetrokken.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft de rechtbank meegedeeld dat bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.
1.2.
Partijen hebben niet laten weten dat zij op een zitting willen worden gehoord en de rechtbank heeft het onderzoek gesloten. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de minister aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 13 oktober 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard. De minister heeft op 10 januari 2024 de bestreden beschikking ingetrokken. Hiermee is de minister tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet de minister aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 875,-.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de minister verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot de minister wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot , rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.met toepassing van artikel 8:57, eerste en derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.