ECLI:NL:RBDHA:2024:21238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
NL24.41849
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Pakistaanse nationaliteit, had op 14 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft echter de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat, aangezien de Spaanse autoriteiten niet binnen de gestelde termijn hebben gereageerd op het verzoek om eiser terug te nemen.

Eiser heeft aangevoerd dat er in Spanje systematische tekortkomingen zijn in de asielprocedure en dat hij onjuist is voorgelicht. Hij vreest dat hij vanuit Spanje teruggestuurd zal worden naar Pakistan. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er structurele tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen of de asielprocedure in Spanje. De rechtbank verwijst naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat verweerder ervan uit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt.

De rechtbank heeft ook de beroepsgrond van eiser over (indirect) refoulement verworpen, omdat deze niet kan worden ingeroepen wanneer het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft niet aangetoond dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen hem en zijn zus in Nederland, en de wens om bij zijn zus te verblijven is niet voldoende om de asielaanvraag aan te nemen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en eiser geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41849

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Inleiding

Bij besluit van 24 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Pakistaanse nationaliteit te hebben Eiser heeft op 14 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verweerder heeft daarom de Spaanse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. De Spaanse autoriteiten hebben niet binnen twee weken hierop gereageerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat sinds 4 juli 2024.
3. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Hij voert aan dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In Spanje is namelijk sprake van systematische tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Eiser is in Spanje onjuist voorgelicht en hij heeft geen adequate rechtsbijstand ontvangen. Hem is namelijk verteld dat hij na afgifte van de vingerafdrukken door zou mogen reizen en elders in Europa asiel aanvragen. Eiser vreest verder om vanuit Spanje teruggestuurd te worden naar Pakistan. Voor eiser bestaan er onvoldoende mogelijkheden om te klagen bij de Spaanse autoriteiten. Tot slot had verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 16 en/of 17 van de Dublinverordening in behandeling moeten nemen. Eisers zus verblijf namelijk in Nederland en zij hebben een zeer hechte band.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen jegens eiser nakomt. Dit is ook bevestigd door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 juni 2024. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Bij deze beoordeling is ook het arrest Jawo [4] van belang. Als blijkt dat er sprake is van structurele tekortkomingen, moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel bereiken om onder het bereik van artikel 3 van het EVRM [5] en artikel 4 van het Handvest [6] te vallen.
5. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat asielzoekers die op grond van de Dublinverordening aan Spanje worden overgedragen structureel te maken krijgen met tekortkomingen in de opvangvoorzieningen of in de asielprocedure. De enkele, en overigens ook niet onderbouwde, stelling van eiser in beroep dat hij in Spanje niet goed zou zijn voorgelicht en hem is verteld dat hij na de afgifte van de vingerafdrukken mocht doorreizen naar elke andere lidstaat in de Europese Unie is daarvoor onvoldoende.
6. De beroepsgrond van eiser dat sprake is van (indirect) refoulement omdat hij vreest dat Spanje hem zal uitzetten naar Pakistan treft geen doel. Eiser kan in de Dublinprocedure geen beroep (meer) op doen op het (indirect) refoulementbeginsel wanneer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt onder andere uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 november 2023 en de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2024. [7]
7. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken van een afhankelijkheidsrelatie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening tussen eiser en zijn zus. Eiser heeft niet onderbouwd dat eiser of zijn zus zorg nodig heeft en dat deze zorg alleen door de ander verleend kan worden. De enkele schriftelijke verklaring van [naam] (ervan uitgaande dat zij eisers zus is) van 3 december 2024 waarin zij schrijft dat sprake is van wederzijdse afhankelijkheid, is daarvoor onvoldoende.
8. De wens van eiser om bij deze zus te verblijven heeft verweerder daarnaast in redelijkheid niet hoeven aanmerken als een bijzondere, individuele omstandigheid die maakt dat overdracht van eiser aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt. In dit verband geldt dat in artikelen 8, 9, 10, 11 en 16 van de Dublinverordening de mogelijkheden voor het bijeenhouden en -brengen van het gezin in de asielprocedure zijn uitgewerkt en dat de Dublinverordening op zichzelf niet is bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een familie- of gezinslid in Nederland kan worden verkregen. [8] Verweerder heeft in de relatie tussen eiser en zijn zus dan ook geen aanleiding hoeven zien om eisers asielaanvraag aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 december 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU nr. 604/2014.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218)
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.ECLI:EU:C:2023:934 en ECLI:NL:RVS:2024:2359.
8.Zie uitspraak van de Afdeling 1 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:74.